Als alle andere maatregelen falen om het tekort aan wiskundeleraars op te vangen, moeten we de verloning in het onderwijs regelen volgens vraag en aanbod, schrijft Dirk Huylebrouck.
Het lerarentekort in Vlaanderen is schrijnend. Dat geldt al helemaal voor het mathematische vakgebied. Slechts een kwart van de leerkrachten die wiskunde onderwijzen in Vlaanderen beschikt over het gepaste diploma. Dat kan zomaar. Wat zou er gebeuren als driekwart van de artsen geen diploma geneeskunde had, of driekwart van de advocaten geen diploma in de rechten? In Nederland is de toestand heus niet beter. Het probeert de weinige Vlaamse wiskundigen zelfs over de grens te krijgen.
‘We moeten het imago van de wiskunde opkrikken.’ Dat is de oplossing die sinds jaar en dag terecht wordt aangereikt. Maar interventies ter promotie van de wiskunde bestaan al decennialang. En het valt daarbij op dat men die meestal overlaat aan filosofen en pedagogen, en niet aan wiskundigen. Dat is eigenaardig. Ik heb bijvoorbeeld nog maar zelden een wielrenner het voetbal overtuigend horen verdedigen. Dat is ook niet nodig, want iedereen wil voetbalmiljonair worden. Hoe dan ook, zonder die publiciteit zou de situatie zeker en vast nog veel erger zijn.
In de VS staat wiskundeleraar in de lijst van meest gewaardeerde beroepen
Toch blijkt ook met zulke acties het tij van de zogeheten ‘obesitas cerebralis’ niet te keren. We leven in een onderwijscultuur waarin gemakzucht primeert, en dat is mentaal ongezond. De ‘ziekte’ komt, net zoals fysieke obesitas, overgewaaid uit de Verenigde Staten. Eerder namen we ondanks alle gezondheidscampagnes al met veel enthousiasme de McDonald’s en Burger King over. Nu doen we hetzelfde met het Amerikaanse onderwijs, door te werken met ‘afkoopsystemen’ voor vakken waarop studenten niet zijn geslaagd en te investeren in allesoplossende computerondersteuningen.
Eén ding hebben we niet overgenomen: de verloning in het onderwijs volgens vraag en aanbod. In de VS wordt een leraar betaald volgens de nood eraan. En zo kan het gebeuren dat een turnleraar in een sportschool méér betaald wordt dan de leraar wiskunde. Al is het meestal omgekeerd en krijgt een wiskundeleraar een hoger salaris dan, stel, een communicatiewetenschapper, omdat daar een groot overschot aan is. Het is niet ongebruikelijk dat wiskundeleraar op nummer één staat in de lijst van meest gewaardeerde beroepen in de VS. Ik heb het zelf aan den lijve meegemaakt in een Amerikaanse privéschool in Brussel: mijn salaris steeg omdat de resultaten voor mijn wiskundelessen goed waren.
Syndicaten die opkomen voor de wiskunde zullen niet veel leden werven, integendeel
Bij ons krijgt een communicatiewetenschapper of een wiskundige hetzelfde salaris. Directies of decanen bedenken soms wel tussenoplossingen. Een bekende CEO die de stap zet naar een handelsschool krijgt sneller een benoeming. Een architect met naam kan zonder al te veel omwegen hoogleraar worden in het architectuuronderwijs. Voor wiskundigen zijn dat nutteloze lapmiddelen. Je kunt nu eenmaal moeilijk een publieke figuur zijn als wiskundige.
Persoonlijk zou ik het jammer vinden dat leraars niet allemaal hetzelfde loon zouden hebben. Maar we leven nu eenmaal in een kapitalistische maatschappij. Communistische leiders hebben geprobeerd om iedereen gelijk te vergoeden, zowel de poetsvrouw als de lijnpiloot (behalve dan zichzelf). Het systeem bleek niet te werken, al houden goedbedoelende vakbonden er ook bij ons nog steeds aan vast.
De syndicaten aanvaarden wel de hogere lonen in het voetbal, ondanks het vele belastinggeld dat ernaar toe vloeit, ‘omdat men nu eenmaal de beste spelers wil aantrekken’. Of is het uit schrik voor ledenverlies door in te gaan tegen de populaire sport? Door op te komen voor de wiskunde zal je in elk geval niet veel leden werven, integendeel.
Eurocommissaris Karel De Gucht verdedigde de financiële voordelen voor de Europarlementariërs onder het motto: ‘If you pay peanuts, you get monkeys’. Volgens die logica is wie vandaag nog wiskunde studeert een aap.