De jager-verzamelaars die tijdens de laatste ijstijd aan de Lesse leefden, hadden veel verschillende soorten vogels op het menu. Enkele vogelresten suggereren dat de mens er een symbolische waarde aan toekende.
Dat blijkt uit een analyse van zo’n 500 vogelresten uit de grot Trou de Chaleux, bij Dinant. De botjes zijn zo’n 14.000 jaar oud en werden in de 19de eeuw opgegraven.
In 1865 groef geoloog Edouard Dupont – die later directeur van het Museum voor natuurwetenschappen in Brussel zou worden – in de grot Trou de Chaleux veel skeletresten van zoogdieren, vogels en vissen op, en een groot aantal bewerkte prehistorische voorwerpen (onder meer de steen van Chaleux). De meeste vondsten zijn al uitvoerig bestudeerd, behalve de vogelresten. Onderzoekers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) namen ze nu onder de loep.
Van gans tot sneeuwuil
De jager-verzamelaars in onze streken exploiteerden 14.000 jaar geleden vooral zoogdieren, want die leverden het meeste vlees op en ook ruw materiaal om onder meer werktuigen van te maken. Toch zijn de helft van de botten die in de Chaleux-grot gevonden zijn van vogels. ‘Vogels waren dus een belangrijk onderdeel van hun voedselpalet’, zegt onderzoeker Quentin Goffette (KBIN). ‘De jager-verzamelaars moeten heel wat tijd hebben besteed aan de jacht op vogels en het plaatsen van vallen en netten, al zijn hun technieken voor de vogeljacht grotendeels onbekend.’
Van resten waarop duidelijke snijsporen te zien zijn, kunnen de onderzoekers uitsluiten dat ze door roofdieren in de grot zijn achtergelaten. Welke vogels aten de mensen toen? Zeker al eend, zwaan, gans, sneeuwhoen, sneeuwuil en raaf.
Had raaf bijzondere status?
Er zijn in Trou de Chaleux opvallend veel ganzenvleugels gevonden, waarvan de grote vluchtveren waarschijnlijk werden losgemaakt met vuurstenen werktuigen. Van de lange vleugelbotten werden werktuigen gemaakt die soms werden versierd. Maar of die echt in gebruik zijn genomen, blijft onduidelijk, door gebrek aan eenduidige slijtagesporen. Van andere botten zijn de onderzoekers zekerder: zo zijn uit zwanenbeenderen naalden vervaardigd.
Bij de raaf is iets opmerkelijks te zien: de tenen zijn verwijderd. Dat kan er volgens de onderzoekers op wijzen dat de jager-verzamelaars de raaf als een symbooldier zagen. De raaf is dan ook een indrukwekkende vogel, met zijn zwarte verenkleed en brede repertoire van geroep en gezang. Hij kan zelfs geluiden imiteren. Ook in Gönnersdorf en Andernach-Martinsberg, twee Duitse vindplaatsen uit dezelfde periode – het Magdaleniaan – zijn aanwijzingen gevonden dat raventenen zijn gebruikt. In Trou de Chaleux zijn ook klauwen van steenarend en van sneeuwuil opgegraven, die duidelijk zijn gepolijst. Dat doet vermoeden dat ze door mensen werden gedragen, en versterkt het idee dat de jager-verzamelaars aan die grote vogels een symboolwaarde toekenden.
In de Chaleux-grot is bovendien één stuk ivoor gevonden dat in de vorm van een vogel is uitgesneden, met strepen voor de vleugels en veren. Ook op de twee Duitse vindplaatsen zijn dergelijke vogel-artefacten gevonden. ‘Nog een aanwijzing dat vogels belangrijk waren voor de jager-verzamelaars van toen in Noordwest-Europa’, aldus Goffette.
Het artikel is gepubliceerd in Journal of Archaeological Science: Reports.