Vrienden ook een beetje familie
15 juli 2014 door Eos-redactieHet genoom van vrienden vertoont opvallende overeenkomsten.
Wie zijn vrienden als familie beschouwt, heeft daar volgens Amerikaanse wetenschappers een extra reden voor. Ze ontdekten dat niet-verwante vrienden toch genetische gelijkenissen vertonen. We hebben meer DNA gemeen met onze vrienden dan met wildvreemden.
De onderzoekers keken bij meer dan 1.900 proefpersonen naar anderhalf miljoen plaatsen in het genoom die bekend staan om hun variabiliteit. Ze vergeleken telkens de overeenkomsten bij bevriende duo’s met die bij duo’s die elkaar niet kennen.
Vrienden bleken genetisch even veel op elkaar te lijken als neven of nichten van de vierde orde – mensen die dezelfde over-over-overgrootouders delen, goed voor ongeveer één procent van ons DNA. Dat lijkt weinig, maar volgens de wetenschappers is het toch betekenisvol. ‘De meeste mensen weten niet eens wie hun neven en nichten van de vierde orde zijn’, zegt hoofdonderzoeker Nicholas Christakis van Yale University. ‘En toch kiezen we uit alle mogelijke vrienden mensen die op onze verwanten lijken.’
Maarten Larmuseau (KU Leuven) bestudeert al jaren de relatie tussen evolutie en genetica en is niet verrast door het onderzoek. ‘Een goede kenissenkring kan iemands ‘fitness’ sterk beïnvloeden. Goede vrienden kiezen kan dus vanuit evolutionair oogpunt voordelig zijn. Ook uit ander onderzoek blijkt dat het voordeliger is om bevriend te zijn met iemand die op je lijkt. Het is ook aangetoond dat mensen die op elkaar lijken zich sneller tot elkaar aangetrokken voelen. Bovendien vertoeven ze vaak in dezelfde omgeving – denk bijvoorbeeld aan atletisch gebouwde mensen in een sportclub. Genetische gelijkenissen tussen vrienden waren daarom al lang voorspeld.’ Larmuseau wijst er echter op dat ook andere factoren een rol kunnen spelen. ‘Je zoekt je vrienden doorgaans niet te ver, en dus in een groep mensen die mogelijk dezelfde voorouders deelt. De onderzoekers hebben dat effect in dit onderzoek weliswaar proberen uit te sluiten, maar dat lukt nooit volledig.’
De genen die onze geurzin beïnvloeden bleken in de Amerikaanse studie het meest op elkaar te lijken. Naar een verklaring daarvoor blijft het vooralsnog gissen. Een mogelijkheid is volgens de onderzoekers dat een zwak voor dezelfde geuren mensen naar dezelfde plaatsen drijft, bijvoorbeeld koffiebars, waar vriendschappen kunnen ontstaan. Genen betrokken bij ons immuunsysteem leken het minst op elkaar. Dat houdt evolutionair gezien steek: omgaan met mensen met een weerstand tegen andere ziekteverwekkers verkleint de kans op onderlinge besmetting.
Volgens Larmuseau impliceert de rol van genen in onze vriendschappen geenszins dat we die niet vrij kunnen kiezen. ‘De biologische factor is erg klein en eigenlijk enkel betekenisvol als je grote groepen mensen bestudeert, wat logisch is bij een dergelijk complex sociaal kenmerk. De door de onderzoekers ontwikkelde ‘vriendschapsscore’, die op basis van genetisch gelijkenissen potentiële vrienden aanwijst, is volgens mij dan ook absoluut een brug te ver.’ (ddc)