Ondanks de vele gelijkenissen tussen hun hersenen, gebruiken apen en mensen een ander hersengebied voor dieptezicht.
Het netvlies achter in de ogen dat het binnenkomende licht opvangt, is een 2D-structuur. Toch zien we de wereld in 3D. Dat is te danken aan een ingewikkeld proces in onze hersenen.
Hoe dat precies in elkaar zit, is nog niet helemaal duidelijk. Vast staat wel dat onze hersenen onder andere gebruikmaken van binoculaire dispariteit: doordat onze twee ogen lichtjes anders gepositioneerd zijn, krijgen onze twee netvliezen een ander beeld binnen en krijgen onze hersenen informatie om de diepte te berekenen van wat we zien.
Daarnaast baseren onze hersenen zich op de bewegingsparallax: als je beweegt, lijkt een voorwerp dat heel dichtbij is heel snel in de tegenovergestelde richting te bewegen, terwijl een voorwerp dat veraf staat net traag in de dezelfde richting lijkt mee te gaan.
‘Wat we nog niet precies begrijpen, is hoe onze hersenen al die stukjes van de puzzel samenleggen’, vertelt neurofysioloog Wim Vanduffel. Hij leidde een internationale studie van de KU Leuven, Harvard Medical School en Cambridge naar het verschil tussen de werking van de hersenen van mensen en apen met betrekking tot dieptezicht.
De onderzoekers legden zowel mensen als apen in de fMRI-scanner om de hersengebieden in kaart te brengen die bij een bepaalde taak actief zijn. Ze lieten beiden naar beelden kijken. Uit de resultaten bleek dat bij apen een ander hersengebied betrokken is bij het fusioneren van binoculaire dispariteit en bewegingsparallax dan bij mensen. Bij mensen is dat het V3B/KO gebied in de hersenen, bij apen het MT-gebied.
Volgens de onderzoekers ligt het verschil wellicht aan evolutionaire verschillen. Mensen lopen al een hele tijd rechtop, apen slingeren in de bomen. Dat vereist andere noden qua zicht, waardoor de functies in de hersengebieden wellicht verschuiven.