Bent u koopverslaafd?
29 juni 2015 door AMNog tot eind deze maand zijn er in België de zomerkoopjes. Een moeilijke tijd voor koopverslaafden: mensen die voortdurend een onweerstaanbare drang voelen om dingen te kopen.
Nog tot eind deze maand zijn er de zomerkoopjes. Een moeilijke tijd voor koopverslaafden: mensen die voortdurend een onweerstaanbare drang voelen om dingen te kopen. Waar ligt de grens tussen graag winkelen en koopverslaafd?
Toen Lies voor het eerst op het spreekuur kwam, was ze heel depressief. Ze vertelde dat ze voortdurend ruzie had met haar man. De aanleiding was meestal dat er weer een aanmaning in de bus lag wegens een openstaande rekening. Het bleek dat Lies te veel geld uitgaf aan kleding en woonaccessoires. Bijna elke dag zag ze wel iets wat ze per se wilde hebben. Wanneer ze het eenmaal had aangeschaft, was de aardigheid er al gauw af, maar toch kon ze haar kooplust niet bedwingen. Soms verstopte ze de aankopen zelfs voor haar man en kinderen. De kelder stond inmiddels vol kisten met vazen, sierkussens en kaarsenstanders. Lies durfde al geruime tijd niet meer naar haar banksaldo te kijken. Ook maakte ze de post niet meer open. Ze schaamde zich zo voor haar gedrag dat ze er met niemand over durfde te praten.
Het gaat koopverslaafden niet zozeer om wat ze kopen, maar dat ze kopen
Zoals met Lies vergaat het veel mensen: hun drang om te kopen loopt uit de hand. Het begint met shoppen om een bedrukte stemming te verdrijven of om zichzelf te belonen voor het uitvoeren van een karwei. Maar na verloop van tijd wordt het een serieus probleem dat om behandeling vraagt. Psychologen spreken dan van pathologisch koopgedrag.
Deze mensen gebruiken de gekochte artikelen vrijwel nooit, soms pakken ze ze niet eens uit. Vaak doen ze hun inkopen stiekem en verstoppen die, waarna ze ze soms gewoon vergeten. De aard van de aangeschafte artikelen hangt af van de persoonlijke voorkeur: schoenen, tassen, elektronica, boeken, keukengerei en ook wel levensmiddelen. En de dwangmatige kopers schaffen ook niet altijd alleen maar dingen voor zichzelf aan. Ze kopen vaak ook cadeautjes voor anderen. Sommigen is het vooral te doen om de complimenten, de exclusieve aandacht en de zogenaamde vriendelijkheid van het verkopend personeel. Anderen geven de voorkeur aan een meer anonieme vorm van shoppen, bij postorderbedrijven of via internet.
Maar ongeacht wat en hoe iemand het liefste koopt, het gaat koopzieke mensen altijd om de activiteit als zodanig. Dat kan een vorm van vluchtgedrag zijn: ze concentreren zich zo sterk op het verwerven van spullen dat ze onaangename emoties niet meer voelen. Op die manier kunnen ze conflicten naar de achtergrond dringen. Voor deze patiënten is kennelijk geen enkele afleidingsstrategie zo effectief, eenvoudig en sociaal geaccepteerd als winkelen.
Anderen krijgen een regelrechte kick wanneer ze iets kopen. Dat gevoel van euforie is weliswaar niet zo intens als de roes bij het gebruik van drugs, want het bewustzijn is tijdens het winkelen niet of nauwelijks vertroebeld. Maar in hun fantasie zijn de patiënten in de zevende hemel: vaak stellen ze zich tijdens hun koopjesjacht voor hoe ze na afloop overladen zullen worden met bewondering en lof voor hun ‘goede keuze’.
Frustratie in plaats van plezier
Maar dit effect verdwijnt al snel. Al tijdens het afrekenen aan de kassa of wanneer een besteld artikel wordt bezorgd, maakt de euforie plaats voor spijt, schaamte en schuldgevoelens. De tijdelijk naar de achtergrond gedrongen problemen steken de kop weer op.
Ieder mens gaat zich wel eens te buiten aan een onbezonnen impulsaankoop. Dwangmatig kopen onderscheidt zich echter van incidentele kooplust of ‘troostaankopen’ doordat de shoppers in kwestie heel vaak en in onvoorstelbare hoeveelheden dingen aanschaffen die ze zich helemaal niet kunnen veroorloven. Koopverslaafden proberen de consequenties van hun gedrag te bagatelliseren, te rechtvaardigen en vaak ook door leugen en bedrog te verdoezelen. Soms nemen ze zelfs hun toevlucht tot strafbare handelingen om hun koopzucht te kunnen bevredigen, bijvoorbeeld door te betalen met ongedekte cheques of bestellingen te doen onder een valse naam.
De Amerikaanse psychiater Susan McElroy van de Universiteit van Cincinnati heeft al in 1994 wetenschappelijke criteria geformuleerd om de diagnose ‘pathologisch kopen’ te kunnen stellen. De patiënten zijn zich goed bewust van hun ongebreidelde koopgedrag en de schade die het met zich meebrengt, maar ze slagen er niet in hun aandrang onder controle te krijgen. Wat de zaak nog lastiger maakt, is dat ziekelijke koopzucht meestal niet plotseling optreedt, maar zich in de loop van vele jaren geleidelijk ontwikkelt. Veel patiënten weten lange tijd verborgen te houden dat ze de controle over hun koopgedrag hebben verloren – tot uiteindelijk de schulden hen boven het hoofd groeien of hun partner met een echtscheiding dreigt.
Misschien lijkt deze gedragsstoornis op het eerste gezicht een nieuw verschijnsel, maar dat is het niet. Honderd jaren geleden beschreef de Duitse psychiater Emil Kraepelin (1856-1926) de ‘ziekelijke kooplust’ al in zijn leerboeken en verzon er de term oniomanie voor (van het Griekse onios = ‘te koop’). Volgens hem ging het om een stoornis van de impulsbeheersing.
Ondanks dat het begrip al een lange geschiedenis heeft, is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar dwangmatig kopen. Pas sinds de jaren negentig wordt er door psychiaters, sociologen en marktonderzoekers wat meer aandacht aan besteed. En het lijkt erop dat het een wijdverbreid verschijnsel is. Volgens schattingen loopt in Duitsland ongeveer zes procent van de volwassenen een acuut risico koopverslaafd te worden, als ze het al niet zijn. Dat kwam naar voren uit een representatieve enquête die in 2005 is gepubliceerd door onderzoekers van de Universiteit van Hohenheim en van de Hogeschool van Ludwigshafen.
Tot soortgelijke bevindingen kwam in 2006 een Amerikaans onderzoeksteam van Stanford University onder leiding van psychiater Lorrin Koran. Ook in de VS blijkt een kleine zes procent van de bevolking symptomen van een koopverslaving te vertonen. Bovendien komt uit beide onderzoeken naar voren dat jonge mensen duidelijk vaker aan koopziekte lijden dan oudere.
Koopverslaving gaat meestal gepaard met andere psychische problemen
Excessief koopgedrag wordt veelaal als een vrouwenprobleem beschouwd. En het is waar dat in verscheidene onderzoeken het percentage vrouwen onder de koopverlaafden tussen de 80 en 95 lag. Maar onder de bevolking als geheel lijken mannen toch evenveel risico te lopen om koopverslaafd te worden als vrouwen – althans volgens de uitkomsten van het onderzoek van Koran.
Veel van de betrokkenen slaan de aangeschafte artikelen thuis op. De resulterende chaos en het feit dat ze niets meer kunnen vinden, leiden tot nieuwe nutteloze aankopen. Ze worden steeds minder sociaal actief, want ze durven bijvoorbeeld geen vrienden meer uit te nodigen vanwege de toenemende wanorde in hun huis. Ook kunnen ze steeds slechter beoordelen of een bepaalde aankoop zinvol is, aangezien ze allang het overzicht over hun huishouding hebben verloren.
Van de koopverslaafden die zich onder behandeling stellen lijdt meer dan negentig procent aan minstens één andere psychische stoornis. Zoals wij in een eigen onderzoek aan de Universiteit van Erlangen hebben kunnen vaststellen, komen depressies en angsten het meest voor: in tachtig procent van de gevallen. Bijna een derde van de onderzochte patiënten leed aan eetstoornissen of een andere vorm van verslaving.
Gezien de vele begeleidende symptomen dringt zich de vraag op of koopverslaving eigenlijk wel een autonoom ziektebeeld is of dat het misschien gaat om een ‘bijverschijnsel’ van andere psychiatrische stoornissen. Tot nu toe is de wetenschap er niet in geslaagd die vraag definitief te beantwoorden. Ook bestaat er nog geen model dat volledig kan verklaren hoe pathologisch koopgedrag ontstaat.
Wel zijn er steeds meer aanwijzingen dat problemen op het gebied van het gevoel van eigenwaarde, een sterke impulsiviteit en een gebrekkige zelfbeheersing er in belangrijke mate toe bijdragen dat iemand koopziek wordt en het lange tijd blijft. De patiënten zeggen vaak van zichzelf dat ze weinig zelfvertrouwen hebben en last hebben van sociale angsten. Kennelijk bestaat er een nauw verband tussen de drang om te consumeren en de emotionele toestand: in veel gevallen leidt een negatieve stemming tot een ‘aanval’ van kooplust. Het staat wel vast dat de culturele omgeving een rol speelt. Pathologisch koopgedrag wordt vrijwel alleen aangetroffen in landen met een kapitalistisch economisch systeem.
Ook neurologische oorzaken kunnen misschien bijdragen tot de stoornis, zoals een verstoring van het evenwicht in de serotonine- of dopaminehuishouding. Maar omdat er zo vaak begeleidende stoornissen optreden, is het niet eenvoudig om deze bevindingen specifiek aan koopzucht te linken.
Onweerstaanbare drang
Deskundigen zijn het er ook nog niet over eens hoe koopverslaving in de gangbare psychiatrische classificatiesystemen moet worden ingepast. Volgens de meeste psychiaters kan de aandoening het best worden gekwalificeerd als een stoornis van de impulsbeheersing. Daaronder vallen ook andere gedragspatronen die de betrokkenen zelf of derden schade berokkenen, zoals kleptomanie of gokverslaving. Een van de overeenkomsten met deze aandoeningen is dat de patiënt de impuls als onweerstaanbaar ervaart en geen rationele motieven voor zijn gedrag kan aanvoeren. Bovendien volharden koopzieke mensen in hun gedrag, ondanks de negatieve gevolgen. En dat duidt op een gebrekkig functionerende impulsbeheersing.
Andere onderzoekers beschouwen het achterliggende psychische mechanisme als een echte verslaving, met dit verschil dat de betrokkene niet afhankelijk is van een bepaalde stof. Volgens deze opvatting vallen koopverslaving, gokverslaving, werkverslaving, seksverslaving en internetverslaving allemaal onder de noemer ‘gewoonteverslavingen’.
De meeste patiënten zal het weinig interesseren of het nu gaat om een gebrekkige impulsbeheersing of een verslaving. Maar een gevolg van de onduidelijke wetenschappelijke classificering is wel dat er nog maar weinig professionele behandelmethoden bestaan. Want hoewel pathologisch koopgedrag heel veel leed teweegbrengt bij de patiënt en zijn omgeving, zien artsen en psychologen het ziektebeeld nog altijd vaak over het hoofd. Het valt ook geregeld voor dat ze het bagatelliseren. Zelfs wanneer de begeleidende stoornissen als angsten of depressies met succes worden behandeld, keert het koopgedrag maar zelden terug tot normale proporties.
Daarom hebben de gangbare medicijnen ook meestal geen effect. Antidepressiva werken alleen in uitzonderlijke gevallen. De weinige studies die tot nu toe zijn gepubliceerd over de behandeling van koopverlaafden met serotonine-heropnameremmers of SSRI’s (selective serotonin-reuptake inhibitors) hebben niet kunnen aantonen dat die middelen beter werken dan een placebo.
Een nieuw koopgedrag aanleren
De eerste onderzoeksresultaten duiden er echter wel op dat gerichte psychotherapie zou kunnen werken. Een team onder leiding van psychiater James Mitchell van de Universiteit van North-Dakota test op dit moment een speciaal voor koopverslaafden ontwikkelde cognitieve gedragstherapie. In het academisch ziekenhuis van Erlangen hebben we een aangepaste versie van dat programma gemaakt. In twaalf sessies leren de patiënten hun aanvallen van koopwoede te reduceren door de oorzaken ervan te achterhalen. Tegelijk doen ze oefeningen om een normaal koopgedrag aan te leren. Aangezien koopzieke mensen in de regel slecht met geld kunnen omgaan, staan ook het beheren van de financiën en de betekenis van pinpassen en creditcards op het ‘lesprogramma’. De meeste patiënten beheren hun financiën allang niet meer zelf, aangezien de banken hun pasjes hebben geblokkeerd of familieleden hun geldzaken behartigen. Maar dat is alleen een tijdelijke oplossing. Uiteindelijk moeten de patiënten leren weer zelf met geld om te gaan.
In 2008 hebben we met zestig patiënten een groepstherapie uitgetest. Het bleek dat die benadering effectief is: ongeveer de helft van de deelnemers voldeed na afloop niet meer aan de criteria voor koopverslaving. Toch vertoonden velen nog wel restsymptomen. Het ziet er momenteel naar uit dat een verdere ontwikkeling van dit soort specifieke therapieën de meeste kans biedt om greep te krijgen op dit vervelende probleem.
Astrid Müller is psycholoog en leidt het onderzoek naar gedragstherapie voor koopverslaafden van het academisch ziekenhuis van Erlangen. Momenteel doet ze onderzoek aan het Neuropsychiatrisch Onderzoeksinstituut in Fargo (North-Dakota).
___________________________________________________________________________________
Koopverslaafd op niet?
Al in 1994 heeft de Amerikaanse psychiater Susan McElroy van de Universiteit van Cincinnati diagnostische criteria opgesteld aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of er sprake is van pathologisch kopen:
* Een sterke, zinloze aandrang om iets te kopen, waartegen de betrokkene zich niet kan verzetten
* De aanschaf van meer spullen dan de persoon in kwestie zich kan veroorloven
* De aanschaf van overbodige artikelen gedurende langere tijd
* Aanzienlijk leed als gevolg van de voortdurende aandrang dingen te kopen; verslechtering van het sociaal en beroepsmatig functioneren en/of financiële problemen (schulden, faillissement)
* Het buitensporig koopgedrag doet zich niet alleen voor tijdens manische of hypomanische perioden
___________________________________________________________________________________
Dit artikel verscheen eerder in Eos Psyche en Brein, 2010, nummer 2.
We hebben ook een digitaal dossier over verslaving (op tablet).