Bestaat de vrije wil?

02 april 2016 door DDC

Als een hersenwetenschapper al kan zien wat je zal doen, nog voor je je daar zelf van bewust bent, ben je niet echt vrij, toch?

U hebt zonet besloten deze pagina op onze website te openen. Wat dat echt een vrije keuze?

Toen de Amerikaanse hersenwetenschapper Benjamin Libet begin jaren 1980 proefpersonen vroeg een aantal keren hun pols te bewegen terwijl hij hun hersenactiviteit registreerde met een elektro-encefalogram, stelde hij iets opmerkelijks vast. Libet vroeg zijn proefpersonen op een speciaal daarvoor opgestelde nauwkeurige klok te kijken en het moment te onthouden waarop ze bewust beslisten om te gaan bewegen. Die beslissing namen de proefpersonen zo’n 200 milliseconden voor ze de beweging uitvoerden. Maar zo’n 500 milliseconden voor de beweging zag Libet al een verhoogde activiteit in hersengebieden die betrokken zijn bij beweging, dus nog voor de proefpersonen zich bewust waren van hun beslissing. Sindsdien zijn de experimenten van Libet, en varianten ervan, een vaak aangevoerd argument tegen het bestaan van een vrije wil. Want als een hersenwetenschapper al kan zien wat je zal doen, nog voor je je daar zelf van bewust bent, ben je niet echt vrij, toch?

Kwebbeldoos
De Nederlandse hersenwetenschapper Victor Lamme (Universiteit van Amsterdam), auteur van De vrije wil bestaat niet, voert nog andere studies aan die het bestaan van de vrije wil ondermijnen. Zo gaven Amerikaanse wetenschappers proefpersonen uitleg over het belang van bescherming tegen de zon, terwijl ze in een hersenscanner lagen. Vervolgens werd hen gevraagd of ze van plan waren zich goed in te smeren en werden ze met een dosis zonnebrandcrème naar huis gestuurd. Toen de wetenschappers hen een week later vroegen of ze zich goed hadden beschermd tegen de zon, vonden ze slechts een zwak verband met wat de proefpersonen hadden gezegd te zullen doen, maar een sterk verband met de activiteit in de hersengebieden precuneus en de mediale prefrontale cortex (mPFC) op het moment dat ze geïnformeerd werden. ‘De scanner weet beter wat je wil dan jijzelf’, besluit Lamme. ‘De precuneus is onder meer betrokken bij het schenken van aandacht. Hoe meer aandacht iets trekt, hoe waarschijnlijker dat het iets teweegbrengt. De mPFC speelt een rol bij de evaluatie van emoties, die vaak de doorslag geven bij beslissingen.’


Lamme wijst verder op de invloed van allerlei onbewuste attitudes. Zo blijkt uit verschillende studies dat we racistischer zijn dan we denken. ‘Die attitudes hebben een impact op ons gedrag.’ Lamme noemt ons brein een ‘kwebbeldoos’, die rationele verklaringen verzint voor beslissingen die al lang onbewust zijn genomen. Onze daden volgen niet onze gedachten, het is precies andersom.


Met zogenoemde transcraniale magnetische stimulatie is het mogelijk om te beïnvloeden welke beweging iemand maakt. Zo zullen rechtshandigen na stimulatie van bepaalde hersengebieden vaker hun linkerhand opsteken – terwijl ze normaal vaker voor de rechterhand zouden kiezen – en toch het gevoel hebben dat ze daar zelf hebben voor gekozen. Zweedse en Amerikaanse onderzoekers lieten proefpersonen kiezen tussen twee foto’s van vrouwengezichten met de vraag het meest aantrekkelijke gezicht uit te kiezen. Vervolgens kregen de proefpersonen die foto toegestopt en mochten ze hun keuze toelichten. Soms kregen ze echter de foto die ze niet hadden gekozen. De proefpersonen merkten het bedrog niet op en gaven toelichting bij een keuze die ze niet hadden gemaakt. ‘Waarom we voor iets kiezen, weten we niet’, besluit Lamme. ‘Net zoals we enkel kunnen raden waarom een ander iets doet.’ Volgens Lamme is het idee van de vrije wil in het leven geroepen omdat we er vaak niet in slagen het gedrag van anderen te voorspellen. Doet iemand niet wat wij verwachten, dan wijten we dat aan de vrije wil.

Vrije wil light
In zijn boek Wij zijn ons brein besluit hersenonderzoeker Dick Swaab dat de neurobiologie duidelijk maakt dat er van volledige vrijheid geen sprake kan zijn. Erfelijke en omgevingsfactoren beïnvloeden de structuur en de werking van ons brein en zo ons gedrag. De vrije wil is volgens Swaab ‘een plezierige illusie.’


Niet iedereen gaat in die redenering mee. Dat is deels het gevolg van onenigheid over wat ‘vrije wil’ precies betekent. De ene definitie laat zich al makkelijker verzoenen met de wetenschap dan de andere. Volgens sommigen is vrije wil het vermogen om te beslissen wat je gaat doen, zonder dat daar oorzaken voor kunnen worden aangewezen. ‘Als je aanneemt dat niets zonder oorzaak gebeurt – een belangrijk element van het wetenschappelijk wereldbeeld – dan sluit dat een vrije wil uit’, zegt filosoof Jan Verplaetse (UGent), auteur van Zonder vrije wil. Voor anderen volstaat de theoretische mogelijkheid om je daden te controleren en desgewenst iets anders te doen om van vrijheid te kunnen spreken. ‘Die lightversie van de vrije wil geeft je weliswaar een gevoel  van vrijheid, maar dat is niet hetzelfde als de mogelijkheid om echt anders te handelen’, zegt Verplaetse.


Volgens de Nederlandse filosoof Herman Philipse (Universiteit Utrecht) gaan neurologen in de fout als ze een handeling alleen maar als vrij beschouwen als er een bewuste beslissing aan voorafgaat. Zijn een tennisser en chauffeur die zonder veel nadenken handelen dan niet vrij?
En volstaan de aangehaalde experimenten wel om de vrije wil af te serveren? Volgens Verplaetse zijn de Libet-experimenten en de variaties erop niet zo relevant. Inmiddels is ook bij experimenten waarbij proefpersonen de opdracht krijgen niets te doen een vooraf verhoogde activiteit in het brein vastgesteld. De voorspellende waarde ervan lijkt dus beperkt.

‘Maar wetenschappers zijn er op basis van een analyse van hersenactiviteit wel al in geslaagd om te voorspellen of proefpersonen met hun linker- of rechterhand op een knop zullen drukken, en of ze twee getallen zullen optellen of aftrekken. Dat is nog iets anders dan pakweg iemands studiekeuze voorspellen, maar ik stel vast dat wetenschappers er steeds beter in slagen om steeds complexere beslissingen te voorspellen. Wie vindt dat we daaruit niet mogen besluiten dat al onze beslissingen berusten op ontrafelbare mechanismen, moet maar eens uitleggen waar het verschil zit. Het wordt langzaamaan tijd om de bewijslast om te draaien.’


Zal wetenschap de vraag ooit sluitend kunnen beantwoorden? ‘Wetenschap kan nooit bewijzen dat iets niet bestaat’, zegt Lamme. ‘Maar het is in de wetenschap wel gebruikelijk om iets dat je niet nodig hebt weg te laten uit je wereldbeeld. En we hebben de vrije wil niet nodig om gedrag te begrijpen. We hebben wel het gevoel van vrije wil, maar dat is een illusie die de wetenschap goed kan verklaren.’