“Blanke achteruitgang” draagt bij aan populariteit Trump
10 mei 2016 door Eos-redactieAngst voor de achteruitgang van de blanke positie in de Amerikaanse maatschappij kan mee het succes van presidentskandidaat Donald Trump verklaren.
In 2009 kende de conservatieve Tea Party-beweging een sterke stijging in populariteit. Een groep Amerikaanse wetenschappers onderzocht die opgang en argumenteert nu dat die mee te verklaren is door de aangevoelde bedreiging van ‘het relatieve blanke overwicht’ in de Verenigde Staten. Oorzaak van dat gevoel zijn allerlei trends en gebeurtenissen zoals de stijging van de niet-blanke populatie en hun politieke invloed, de verkiezing van de eerste zwarte president, of de financiële crisis als aantasting van de blanke economische status. Het onderzoek suggereert dat hier niet noodzakelijk actief racisme meespeelt, waarbij andersgekleurden gehaat worden, maar eerder een dieper liggend groepsgevoel dat neigt naar pro-blank eerder dan anti-zwart.
Het ongenoegen van de “blanke achteruitgang” gaf de Tea Party heel wat steun maar beïnvloedt ook vandaag de presidentsrace, zegt socioloog Rob Willer van de Stanford University, één van de onderzoekers. ‘Donald Trump krijgt steun van grotendeels dezelfde basis die de Tea Party had en heeft. En er zijn goede redenen om te denken dat veel van dezelfde psychologische krachten die de steun aan de Tea Party voortdreven, ook werken voor Trumps kandidatuur.’ Zij die de Tea Party steunen denken dat de organisatie de positie van de blanken in de V.S. kan herstellen, door een politiek die bijvoorbeeld ingaat tegen president Obama of tegen te vrije immigratieregels, aldus de studie. Volgens Willer zijn die ideeën bij Trump nog explicieter geworden. ‘Trumps verklaringen gaan waarschijnlijk verder in hun kritiek op minderheden dan de Tea Party deed.’
De onderzoekers voerden voor de studie vijf experimenten uit op 1.329 mensen. In het eerste experiment kregen deelnemers een donker bijgekleurde foto van Obama te zien. 22 procent van de blanken was meer geneigd te melden de Tea Party te steunen, tegenover 12 procent in de groep die een lichtere Obama te zien kreeg. In twee andere experimenten werd aan blanken verteld dat hun aandeel in de populatie daalde, of dat hun gemiddelde inkomen er op achteruitging vergeleken met andere bevolkingsgroepen.
Ook dat leidde deelnemers er toe de Tea Party meer te steunen, tegenover blanken die minder onheilspellender nieuws kregen. Een vierde experiment had enkel Tea Party-aanhangers onder de deelnemers. Wanneer zij werden geconfronteerd met de achteruitgang van de blanken in hun land versterkte dat hun steun aan de Tea Party. Voor het laatste experiment werd dan weer gewerkt met blanken die zich bedreigd voelen door de achteruitgang van de blanke positie. Hun steun aan de Tea Party versterkte wanneer ze raciale standpunten van de beweging lazen, bijvoorbeeld over immigratie. Dat effect was kleiner bij niet-raciale standpunten, zoals verminderde overheidsuitgaven.
De onderzoeken werden uitgevoerd door Robb Willer, Matthew Feinberg van de University of Toronto en Rachel Wetts van de University of California, Berkeley. De studie verscheen online op Social Science Research Network. (tn)