Het ‘balgooi-experiment’ is wellicht een van de bekendste onderzoeken naar sociale uitsluiting. Daarin wordt er gevraagd om in groepjes van drie een bal naar elkaar te gooien. Naast een echte proefpersoon bestaat de groep stiekem uit twee acteurs. Na een paar worpen gooien de acteurs alleen nog naar elkaar, waardoor de proefpersoon stressreacties vertoont en zich anders gaat gedragen. Naargelang hun persoonlijkheid zullen ze harder werken om erbij te horen, boos en agressief worden, of passief en gelaten. Onderzoekers vonden zelfs ‘bewijs’ in de hersenen: wanneer mensen te maken krijgen met sociale uitsluiting, worden dezelfde delen geactiveerd als bij fysieke pijn.
Sociale uitsluiting is slechts een deel van discriminatie en racisme, want er hoort ook nog een gevoel van ongelijkheid bij. Het experiment toont wel aan hoe mensen zich voelen en gedragen wanneer de basisbehoefte om erbij te horen wordt bedreigd. Zulke experimenten worden ironisch genoeg, vaak om praktische redenen, vooral uitgevoerd bij witte studenten uit de rijke middenklasse. Onderzoek naar minderheidsgroepen is zelfs in de sociale psychologie een minderheid. ‘De meeste sociaalpsychologische studies focussen op meerderheidsgroepen en op de vraag waaróm mensen discrimineren en racistisch zijn. Over minderheidsgroepen is veel minder bekend’, zegt sociaal psycholoog en onderzoeker Jasper Van Assche.
Iedereen discrimineert
‘De impact van discriminatie is groot, en speelt zich af in verschillende facetten van het leven’, zegt Van Assche. ‘Het zorgt voor een verminderd welzijn en een lagere eigenwaarde. Studies in de bedrijfswereld tonen aan dat mensen die gediscrimineerd worden op het werk veel minder motivatie hebben om te gaan werken en meer last hebben van stress en burn-out.’
Toch bestaan er ook wetenschappelijke studies die hele andere conclusies trekken, zoals het vertonen van een verhoogde resistentie. ‘Discriminatie kan bij bepaalde mensen juist een drijfveer zijn om verandering aan te brengen en tegen de ongelijkheid en sociale uitsluiting in te gaan. Dat is wat er nu gebeurt in de VS. Een golf van collectieve actie zorgt ervoor dat mensen op straat komen. Niet enkel de gediscrimineerde groep, maar ook bevoordeelde mensen roepen uit volle borst op tot meer solidariteit en verdraagzaamheid. Het ervaren van discriminatie is, samen met de sterkte van identiteit als minderheidsgroep, een belangrijke drijfveer voor dat soort acties.’
Naast een verminderd welzijn en de drang om iets te doen aan de situatie, bestaat er volgens hem ook zoiets als reactieve vooroordelen: ‘Autochtonen hebben vooroordelen tegenover allochtonen, maar evengoed andersom. Professor in de psychologie Alain Van Hiel schreef daar een boek over, ‘Iedereen racist’, waarin hij beargumenteert dat discriminatie niet alleen aan witte mensen toebehoort, maar dat iedereen bevooroordeeld kan zijn tegenover allerlei groepen. Dat hoeft niet per se te gaan over etniciteit, maar is ook gerelateerd aan bijvoorbeeld seksisme, of aan leeftijd.’ Volgens een onderzoek van Van Assche vertonen mensen die gediscrimineerd worden sterkere vormen van vooroordelen tegenover de groep die hen discrimineert.
Zijn deze bevindingen universeel? Het ziet ernaar uit van wel, maar een sluitend antwoord laat op zich wachten. Op globaal vlak is er nog te weinig onderzoek. ‘We hebben nood aan studies vanuit andere delen dan West-Europa of Amerika’, stelt Van Assche. ‘Het verschil in historiek van landen en bevolkingsgroepen maakt het soms moeilijk om studies te vergelijken. Toch merken we gelijkaardige patronen in de weinige onderzoeken die er zijn. In Zuid-Afrika bijvoorbeeld vonden ze soortgelijke processen, en daar is de geschiedenis van relaties tussen groepen nog nefaster. Ook in Singapore, waar heel veel groepen bij elkaar wonen, komen ze tot dezelfde conclusie.’
Op zoek naar oplossingen
Media spelen een grote rol in framing van minderheidsgroepen. ‘Media hebben een negativiteitsbias, waardoor ze eerder slecht nieuws brengen. Nieuws waarin mensen met een migratieachtergrond vernoemd worden, is daardoor meestal negatief. Dat soort indirect contact met minderheidsgroepen zorgt voor een minder positieve attitude bij de meerderheidsgroep.’ Van Assche en zijn collega’s publiceerden recent een studie waarbij mensen een nieuwsartikel lazen over de eigen groep of een andere groep, die zich goed aan de coronamaatregelen hield of juist niet. Wanneer de proefpersonen lazen dat een andere groep de regels overtrad, vonden ze dat er strenger opgetreden moest worden en ze naast boetes ook gevangenisstraffen moesten krijgen. Ze zochten met andere woorden naar een rechtvaardiging om hun vooroordelen te kunnen uiten, als een soort ‘zie je wel?’. Minderheidsgroepen genuanceerd in beeld brengen, zou dus kunnen zorgen voor positievere attitudes.
Nieuws waarin mensen met een migratieachtergrond vernoemd worden, is door de negativiteitsbias meestal negatief
Sociaalpsychologische studies hechten veel belang aan de intergroep contacttheorie: wanneer mensen positieve ervaringen hebben met elkaar, worden ze toleranter en minder bevooroordeeld. Van Assche’s meest recente onderzoek met 50 000 mensen uit meerderheids- en minderheidsgroepen toonde aan dat deze contacteffecten even groot waren voor mensen die veel, of helemaal niet te maken kregen met discriminatie en racisme. ‘Contactervaringen stimuleren kan een belangrijke oplossing zijn om vooroordelen te counteren langs beide kanten. De effecten op welzijn en eigenwaarde zijn echter minder bekend.’
Aan de andere kant bestaat er ook zoiets als een ironisch effect van contact. Contact zorgt wel voor minder vooroordelen, maar ook voor de perceptie dat alles wel oké is en dat iedereen gelijk behandeld wordt. Daardoor zijn mensen minder geneigd om op straat te komen en te vechten voor hun rechten. Kortom: contact is een deel van de oplossing wanneer het gaat om attitudes, maar het zou ook een omgekeerd effect kunnen hebben, waardoor mensen zich neerleggen bij discriminatie of het zonder boe of bah onder het tapijt vegen.