Doe dementie vergeten

10 oktober 2016 door DDC

Als je bloed doneert, kan je het onderzoek naar dementie vooruithelpen. Ook als je zelf gezond bent.

‘Wil je zeker geen dementie krijgen, word dan niet oud’, lacht Christine Van Broeckhoven in haar bureau op het departement voor Moleculaire Genetica (Universiteit Antwerpen en VIB). De ziekte, een verzameling aandoeningen die de verwerking van informatie in de hersenen aantasten, treft 10 procent van de 65-plussers, meer dan een vierde van de 80-plussers en ruim een derde van de 90-plussers. In ruim twee op drie gevallen gaat het om de ziekte van Alzheimer. In België lijden ongeveer 200.000 patiënten aan dementie, waarvan enkele duizenden aan jongdementie, een zeldzame vorm die bij -65-jarigen voorkomt. De kans dat je dement wordt, is ongeveer één op vier.

Ze maakt er dan wel af en toe een grapje over, Van Broeckhoven neemt dementie en de angst voor de ziekte bloedserieus. Al meer dan 25 jaar trekt ze Vlaanderen rond om lezingen te geven en op vragen te antwoorden. ‘Ik beschouw dat als mijn plicht als wetenschapper. Mensen willen weten hoe ver het onderzoek staat.’ Van Broeckhoven gaat niet alleen de boer op om te informeren, maar ook om controlepersonen te rekruteren. Voor het onderzoek naar dementie zijn gezonde vrijwilligers nodig. Véél gezonde vrijwilligers.

Genetische handtekening

Hoewel het aantal patiënten met dementie door de vergrijzing stijgt en naar schatting tegen 2050 verdubbeld is, blijft een meerderheid van de ouderen de ziekte bespaard. Zij zijn voor het medisch onderzoek even belangrijk als de patiënten.

De relatie tussen genetica en dementie is complex. Enerzijds zijn er erfelijke gendefecten bekend die jongdementie veroorzaken. Anderzijds kunnen variaties in het DNA het risico op dementie op latere leeftijd verhogen. Voor haar onderzoek naar die genetische variaties heeft Van Broeckhoven controlepersonen nodig. ‘We vergelijken het DNA van patiënten met dementie, met het DNA van mensen die de ziekte niet hebben’, legt Van Broeckhoven uit. ‘Zo gaan we op zoek naar de genetische handtekening van een verhoogd risico op dementie.’ Het probleem bij die zoektocht is dat je genetisch materiaal van patiënten makkelijk kan krijgen – zij komen door hun ziekte sowieso langs in het ziekenhuis – maar DNA van controlepersonen niet. ‘Bovendien zijn er voor een goede studie twee tot drie keer meer controlepersonen dan patiënten nodig, om toevallige verschillen uit te sluiten’, zegt Van Broeckhoven. Het gaat al snel om duizenden mensen.

Vroeger trokken de onderzoekers naar rusthuizen of vroegen ze de partner van patiënten om DNA af te staan. Te kleinschalig en te weinig gecoördineerd, vond Van Broeckhoven. Daarom gooide ze de labdeuren open. Tijdens haar lezingen, en op infodagen die haar onderzoeksgroep organiseert, maakt ze mensen warm voor deelname aan onderzoek. Twee keer per maand krijgen kandidaat-proefpersonen een rondleiding in het lab. De jonge onderzoekers in het team geven tekst en uitleg bij hun werk. ‘De mensen appreciëren enorm dat jonge wetenschappers dat willen doen’, zegt Van Broeckhoven. ‘En als onderzoeker is het verrijkend om kennis te maken met de mensen achter de buisjes met DNA.’

Wat als…

Een geheugentest en een interview over hun eigen en familiale medische geschiedenis moeten toelaten controlepersonen te selecteren met een laag risico om dement te worden. ‘Bezoekers mogen niet verwachten dat ze hier een diagnose krijgen’, zegt arts Sara Van Mossevelde, die de rekrutering begeleidt. ‘Soms worden mensen bang nadat ze denken slecht te hebben gepresteerd op de geheugentest. Die test volstaat niet om iemand dement te verklaren. Daarom delen we nooit de score mee. Proefpersonen zijn vaak een beetje zenuwachtig en geïntimideerd. Dat kan het resultaat beïnvloeden. Wie zich echt zorgen maakt, adviseren we contact op te nemen met de huisarts of een neuroloog.’

Uit een bloedstaal halen de wetenschappers vervolgens DNA. ‘Wat als jullie in mijn DNA iets vinden’, is een veel voorkomende bezorgdheid. ‘Veel bezoekers vrezen dat ze door deel te nemen het risico lopen slecht nieuws te krijgen’, zegt Van Mossevelde. ‘Dat is niet zo. In principe communiceren we niet over persoonlijke resultaten. Op het toestemmingsformulier dat de deelnemers moeten tekenen, kunnen ze wel aangeven of ze willen dat we hen via hun arts verwittigen als we iets medisch relevants vinden. Bijvoorbeeld als ze toch drager blijken te zijn van een gendefect dat een erfelijke vorm van dementie veroorzaakt. Al is die kans heel klein.’ Een eerste peiling leert dat 80 procent van de deelnemers daarvoor kiest.

Anoniem

‘De resultaten van de geheugentest en het interview slaan we anoniem op’, zegt Van Broeckhoven. ‘Een beperkt aantal onderzoekers kan de namen zien. Wie dat wil, kan zijn gegevens op elk moment uit de databank laten verwijderen.’

Het onderzoek wierp al zijn vruchten af. ‘Tot nog toe zijn er 22 genetische varianten bekend die wij gebruiken om het risico op de ziekte van Alzheimer in te schatten’, zegt Van Broeckhoven. ‘Hierdoor kunnen we patiënten opdelen in een groep met laag en hoog risico.’

Van Broeckhoven benadrukt dat de genetische varianten waarnaar ze zoekt enkel het risico op dementie verhogen, maar op zich niet volstaan om de ziekte te veroorzaken. ‘Het is voor ons interessant om mensen met zo’n genetische handtekening op te volgen om meer te leren over hoe de eerste symptomen zich manifesteren. Ze komen ook als eerste in aanmerking voor deelname aan klinische studies met nieuwe medicijnen.’

Van genen naar geneesmiddelen

Ontdekkingen van fouten in het DNA liggen vaak aan de basis van nieuwe therapieën. Jaren geleden ontdekten Van Broeckhoven en haar team in patiënten met erfelijke jongdementie fouten in de genen die instaan voor de productie van het eiwit amyloïd. Onderzoek leerde dat deze fouten leiden tot de vorming van eiwitklonters die de zenuwcellen aantasten. Experimentele behandelingen van de ziekte van Alzheimer richten zich op het tegengaan van dat proces.

Onlangs meldden Amerikaanse onderzoekers dat ze er met het antilichaam aducanumab in zijn geslaagd de eiwitklonters bij 165 proefpersonen te doen verminderen. ‘Dit is nog maar de eerste fase van het klinisch onderzoek’, nuanceert Van Broeckhoven. ‘Of het middel ook bij grotere groepen mensen goed werkt, onderzoeken we.’ Er is nog geen enkele therapie in staat de ziekte te stoppen.

Kruiswoordraadsels

Bovenaan in de lijst veel gestelde vragen door deelnemers aan het onderzoek staat: wat kan ik doen om te voorkomen dat ik dement word? ‘Een gezonde levensstijl is belangrijk om het brein zo lang mogelijk gezond te houden’, zegt Van Broeckhoven. ‘Een vuistregel is dat wat goed is voor het hart, ook goed is voor de hersenen. Mentaal en fysiek actief blijven kan de ziekte vertragen of uitstellen. Veel mensen schijnen te denken dat ze hun brein met kruiswoordraadsels moeten stimuleren (lacht). Dat is prima als je dat graag doet, maar als je dat nooit hebt gedaan, hoef je er niet aan te beginnen. Zorg gewoon dat je ook op oudere leeftijd nog geprikkeld en verrast wordt. Lees, doe iets in groep, ga wandelen, fietsen, … Alzheimerpreventie is het perfecte excuus voor grootouders die nooit tijd hebben.’