Herhaalde experimenten zijn niet zaligmakend

04 maart 2016 door Eos-redactie

Psychologen betwisten bevinding dat er sprake is van toeval bij een meerderheid van de psychologie-experimenten.

Wetenschappelijke studies worden in principe enkel algemeen aanvaard als ze reproduceerbaar zijn. Dat wil zeggen dat als anders onderzoekers dezelfde methode volgen, ze een gelijkaardig resultaat vinden. Lukt dat niet, dan geeft dat aan dat er mogelijk wat scheelde met de oorspronkelijke studie. Of dat een op het eerste gezicht onbelangrijk verschil in de gebruikte methodes toch invloed heeft.

Een studie in het vakblad 'Science' –  dat zich doorgaans enkel inlaat met resultaten van studies die voor het eerst iets opleverden, niet met de reproductie ervan – deed vorig jaar veel stof opwaaien. Daarbij werden namelijk een honderdtal belangrijke experimenten uit de psychologie overgedaan en het bleek dat bij slechts minder dan de helft van die studies bij herhaling hetzelfde resultaat opleverde.

Een studie waarbij een hondertal experimenten uit de psychologie werden overgedaan, deed vorig jaar veel stof opwaaien

In het nummer van deze week plaatsen enkele vooraanstaande psychologen echter enkele kanttekeningen bij dat aanvankelijk teleurstellende resultaat. Hun belangrijkste bemerking is: als een experiment de eerste keer wél iets oplevert, en de volgende keer niet, dan moet de fout natuurlijk niet per se bij het eerste experiment gezocht worden. Mogelijk weken de methodes te veel af.

Om echt zeker te zijn, voegen ze eraan toe, zou je een experiment dus niet één keer moeten herhalen, maar meerdere keren. De kans is dan groter dat de resultaten doorgaans overeind blijven.

Het is ongetwijfeld zo dat bepaalde opmerkelijke experimenten het resultaat zijn van toevalstreffers, maar het is volgens hen dus voorbarig om te veronderstellen dat er in meer dan de helft van de onderzoeken sprake is van toeval. (tv)