Het stimuleren van een belangrijke hersenzenuw via het oor helpt mensen sneller van hun angsten af.
Een bekende behandeling tegen angst is exposure therapie. Door patiënten stapsgewijs bloot te stellen aan waar ze bang voor zijn, dooft de angst langzaam uit. Door tijdens die therapie de hersenzenuw nervus vagus te stimuleren, leren ze nog sneller om van hun angst af te komen. Zo blijkt uit promotieonderzoek van klinisch psycholoog Andreas Burger van de Universiteit Leiden.
Voor het onderzoek werden de deelnemers eerst bang gemaakt. Ze kregen steeds twee afbeeldingen te zien. Bij één van die twee kregen ze een licht elektrisch schokje op hun pols. Na een tijdje schrokken de vrijwilligers al bij het zien van het plaatje, ook als ze geen schok kregen.
Om de vrijwilligers weer van hun angst af te helpen, kregen ze een soort exposure therapie. Door herhaaldelijk de afbeelding te tonen zonder elektrische prikkel, leren ze om niet bang te zijn voor de schok.
Bij ongeveer de helft van de deelnemers werd tijdens die exposure therapie de nervus vagus gestimuleerd via het oor. De nervus vagus is een van de twaalf hersenen zenuwen en verstuurt signalen tussen het brein en de organen. De zenuw speelt waarschijnlijk ook een belangrijke rol in leren en geheugen. In het oor bevinden zich uiteinden van die zenuw. Door een specifiek deel van het oor te stimuleren met elektrische prikkels, activeer je ook de nervus vagus. De andere helft van de vrijwilligers kreeg een apparaatje in het oor dat niet werkte, een soort placebo apparaat.
De proefpersonen van wie de hersenzenuw gestimuleerd werd, leerden sneller om niet meer bang te zijn dan de vrijwilligers met het placebotoestel.
Hoe het precies kan dat de stimulatie van de zenuw zorgt dat de angst sneller uitdooft? Dat is voer voor verder onderzoek.
Andreas Burger promoveerde op 15 mei aan de Universiteit Leiden.