‘Ik besefte al op heel jonge leeftijd dat ik me geen jongetje voelde’

Hoe kan het dat sommige mensen ‘vastzitten’ in een verkeerd lichaam, met een ander geslacht? Op zoek naar de oorsprong van transidentiteit, en wat een behandeling teweegbrengt. 

‘Ik voel me vrouw.’ Deze korte zin veroorzaakt een aardverschuiving in ons gezin. Dertien jaar geleden deden deze woorden, uitgesproken door mijn vader, mijn moeder en mezelf daveren op onze grondvesten. Ze onthulden een bijna veertig jaar durende innerlijke strijd van mijn vader tussen wie hij hoorde te zijn en wie hij wou zijn, een strijd waar mijn twaalfjarige zelf tot dan toe geen flauw benul van had. 

Mijn vader bekleedde tot dan een hooggeplaatste functie in een havenbedrijf, een typisch mannenwereldje. Het was een stresserende baan. Daarom lijkt hij soms zo moe, dacht ik. Daarom is hij weinig thuis en is hij opnieuw beginnen roken. Daarom lijkt het niet zo goed te gaan met hem. Geen haar op mijn hoofd dat dacht aan de mogelijkheid dat er iets anders, iets diepgaanders speelde ... 

Nachtvlinder

Achteraf zou mijn vader vertellen over het dubbelleven dat hij toen leidde. Overdag ging hij door het leven als man, werkte hij en was hij trotse echtgenoot en vader. ’s Nachts zwierf hij in vrouwenkleren door de straten van Antwerpen, opgelucht om even te ontsnappen aan het keurslijf van hemd en das. 

De nachtelijke escapades eisten hun tol, niet alleen op de mentale en fysieke gezondheid van mijn vader, maar ook op de relatie met mijn moeder. De situatie werd onhoudbaar. Als een vulkaan die op het punt stond uit te barsten, vertrouwde mijn vader ons eindelijk toe wat er werkelijk gaande was. 

De genderregenboog

‘Ik besefte al op heel jonge leeftijd dat ik me geen jongetje voelde’, vertelt mijn vader me. Ondanks het mannenlichaam heerste een gevoel van vrouw-zijn. Mijn vaders biologische geslacht spoorde niet met zijn genderidentiteit. ‘De genderidentiteit is het innerlijke gevoel dat je ervaart op vlak van mannelijkheid, vrouwelijkheid of iets daartussenin’, zegt Joz Motmans, gastprofessor genderstudies aan de Universiteit Gent en coördinator van TIP, het Vlaams Transgender Infopunt. ‘Dat kan je zien als een spectrum. De overheid blijft steevast vasthouden aan twee (m/v) of, uitzonderlijk, drie categorieën (m/v/x). Maar gender is zo kleurrijk.’ 

‘Nature en nurture kun je niet los van elkaar zien’ Joz Motmans, gastprofessor genderstudies aan de Universiteit Gent en coördinator van het Vlaams Transgender Infopunt

Bij het merendeel van de mensen strookt de genderidentiteit met hun geboortegeslacht. Die benoemt de wetenschap als cisgender man of vrouw. ‘Maar bij een paar procent van de kinderen – de exacte cijfers lopen uiteen – zien we dat de relatie tussen genderidentiteit en biologisch geslacht zich atypisch ontwikkelt. Soms voelen ze zich een jongen, de andere keer een meisje, en soms iets ertussenin’, zegt Gunter Heylens (Centrum voor seksuologie en gender, UZ Gent).

Bij de meeste kinderen verdwijnt deze twijfel in de aanloop naar of tijdens de puberteit. Bij een klein deel blijft de overtuiging in het verkeerde lichaam te zitten bestaan, of wordt ze zelfs sterker. In dat geval spreken we van genderdysforie. 

Mannelijke of vrouwelijke hersenen

De oorzaken van genderdysforie zijn niet helemaal duidelijk. Psychologen keken aanvankelijk naar bepaalde omgevingsfactoren, zoals de opvoeding, een afwezige vader of een trauma in de kindertijd. Hard bewijs voor deze claims is echter nooit ontdekt. 

Wel zijn er aanwijzingen dat het brein van mensen met genderdysforie anders is. ‘Bij sommigen vertoont het brein gelijkenissen met mensen van het ‘gewenste’ geslacht’, zegt Heylens. ‘De hersenen zijn niet volledig hetzelfde, maar ze zijn iets meer geëvolueerd in de richting van typisch mannelijke of vrouwelijke hersenen. Wanneer een jongen zich bijvoorbeeld eerder een meisje voelt, kan het deel van de hersenen dat de identiteit huisvest meer lijken op dat van een meisje dan dat van een jongen.’ 

‘Als we meer inzetten op bevestiging, door de omgeving en de hele maatschappij, besparen we transmensen heel wat leed.’

Ook de reacties van het brein op bepaalde feromonen – geurstoffen die mee de seksuele aantrekkingskracht bepalen – zullen meer neigen naar die van hersenen van mensen met het gewenste geslacht. Een transvrouw zal op dat vlak dus eerder gelijkenissen vertonen met een cisvrouw dan met een cisman, respectievelijk een vrouw en man die ook biologisch gezien als vrouw en man zijn geboren. 

‘Maar dat is niet altijd zo’, nuanceert Heylens. ‘Je kunt een transvrouw dus niet in een MRI-scanner stoppen om de diagnose van genderdysforie te bevestigen.’

Worden transvrouwen en -mannen geboren met andere hersenen en voelen zij zich daarom niet goed in hun vel? Of is het omgekeerd? Ervaringen en gedrag kunnen evengoed de hersenen veranderen. ‘De biologie en de context beïnvloeden elkaar voortdurend’, zegt Motmans. Nature en nurture kun je niet los van elkaar zien.’

Fotografe Farida Lemeatrag portretteerde tussen 2012 en 2016 veertig transjongeren voor en na hun traject. ‘Via een klassiek portret laat ik op een subtiele manier de transformatie zien.’

De invloed van hormonen

Wie denkt aan biologische verschillen tussen mannen en vrouwen, denkt uiteraard ook aan hormonen. Toch lijkt er geen verband met gender- of transidentiteit. ‘We zien transvrouwen met hoge testosteronwaarden en cismannen met lage testosteronwaarden’ zegt Heylens. ‘De transidentiteit bevestigen door een bloedtest kan dus niet.’ 

Toch spelen hormonen mogelijk een rol in de ontwikkeling van genderdysforie. En wel voor de geboorte. ‘Een verstoorde hormoonhuishouding bij de moeder, bijvoorbeeld door bepaalde medicatie, zou genderdysforie teweeg kunnen brengen bij haar ongeboren kind’, stelt Heylens. ‘Wanneer de foetus in aanraking komt met testosteron, zouden de hersenen zich eerder mannelijk ontwikkelen. Dat zou dus verklaren waarom transhersenen soms verschillen van cishersenen. Een meisje dat blootgesteld werd aan een overmatige hoeveelheid testosteron, heeft meer kans om een iets mannelijker brein te ontwikkelen.’ Toch is ook hier enige nuance nodig: ‘De onderzoeken die deze hypothese naar voren schoven, vonden telkens plaats bij intersekse kinderen (die geboren worden met biologische kenmerken van jongens en meisjes, red.), niet bij transpersonen.’ 

‘Zodra ik het hele transitieproces van man naar vrouw doorlopen had, voelde dat als een puzzel die in elkaar viel. Alles paste.’

Transgenders krijgen vaak een hormoonbehandeling. Dat blijkt genderdysfore gevoelens meestal te verminderen. Of ze ook invloed heeft op het gedrag en de emoties is minder duidelijk. ‘Transmannen worden niet agressiever omdat ze testosteron nemen’, aldus Heylens. ‘Van transvrouwen horen we wel vaak dat de hormonen hen emotioneler maken. Ze zullen bijvoorbeeld makkelijker huilen bij een film, net als cisvrouwen. Maar echt bewijs in de hersenen daarvoor vinden we moeilijk.’ 

Onderzoek met eeneiige tweelingen verraadt dat er ook een rol is weggelegd voor de genen. Wanneer één helft van een eeneiige tweeling genderdysforie ervaart, is de kans reëel dat de ander daar ook mee kampt. Twee-eiige tweelingen, die maar de helft van hun DNA delen, hebben vaker een verschillende genderidentiteit. 

Zo ziet de behandeling eruit

Hormoonbehandelingen vormen een belangrijke onderdeel van de genderaffirmerende behandeling doordat ze het lichaam vervrouwelijken of vermannelijken. Ze laten het lichaam beter ‘passen’ bij de gewenste identiteit. Zodra de puberteit zich aandient, kunnen jongeren met genderdysforie van start gaan met puberteitsremmers. Die kan je vergelijken met een soort pauzeknop die de puberteit tijdelijk stopzet. Vanaf vijftien jaar kunnen ze overstappen op een hormoonbehandeling. Bij transvrouwen bestaat die voornamelijk uit oestrogeen. Wanneer de zaadballen nog niet verwijderd zijn, worden ook testosteronremmers voorgeschreven. Transmannen nemen meestal enkel medicatie met testosteron in. 

Bij een geslachtsoperatie worden respectievelijk de teelballen en de eierstokken weggehaald. Dat kan pas vanaf achttien jaar, onder meer omdat de operatie onvruchtbaarheid tot gevolg heeft. De beslissing moet goed doorgesproken worden met een hulpverlener. Borsten laten verwijderen bij transmannen is al mogelijk vanaf zeventien jaar, omdat die heel moeilijk te rijmen vallen met een mannelijke hormoonkuur die het lichaam mannelijker maakt. Twee of drie jaar wachten maakt het verschil tussen wel of niet rondlopen met een baard en borsten. Die combinatie wordt als té pijnlijk ervaren.

Freak

‘Ik heb me zo lang een freak gevoeld’, zegt mijn vader. ‘Ik wou nooit iemand tot last zijn of mijn identiteit opdringen, zeker niet aan ons gezin.’ Het nieuws dat papa zich trans voelde, sloeg in als een bom. Niet alleen ik, maar ook mijn moeder had tijd nodig om te wennen aan de nieuwe kleren, haardos en stem van haar partner. Het was niet het makkelijkste hoofdstuk in onze familiekroniek. ‘Papa, Ik vind dit niet meer leuk’, biechtte ik huilend op nadat ik mijn vader tegen mijn moeder had horen zeggen dat de transformatie ‘voor altijd’ zou zijn. Mijn moeder worstelde met haar eigen vragen: Blijf ik ondanks dit nieuws bij mijn echtgenoot of niet? 

We hebben het er, samen, met niet al te veel kleerscheuren van afgebracht. Mijn ouders bleven samen en ik omarmde, zij het aarzelend, mijn vaders nieuwe identiteit. ‘Daar ben ik trots op’, knikt mijn vader. ‘Andere transpersonen hebben op dat vlak niet altijd zoveel geluk.’ 

De omgeving is van groot belang, stelt Motmans. Onderzoek toont aan dat veel meer mensen worstelen met genderdysforie dan zij die ervoor uitkomen. ‘Velen blijven onzichtbaar in de cijfers, uit angst voor hun omgeving, het taboe of omdat ze een behandeling niet kunnen betalen.’ 

Erkenning

Voor mijn vader volgde na zijn outing al snel de eerste afspraak bij het genderteam in Gent. Eerst is het zaak de diagnose te stellen: is er inderdaad sprake van genderdysforie? Vervolgens kunnen een hormoonbehandeling en uiteindelijk een geslachtsoperatie volgen. ‘Zo trots was ik op die eerste ‘muggenbeetjes’, de voorbode van borsten, een gevolg van de hormoontherapie’, herinnert mijn vader zich. ‘Zodra ik het hele transitieproces van man naar vrouw doorlopen had, inclusief alle chirurgie, voelde dat als een puzzel die in elkaar viel. Alles paste.’ 

Tijdens de zoektocht naar de juiste diagnose, gaan psychologen en psychiaters op verkenning naar de identiteit van de persoon die voor hun zit. ‘Vroeger moest je ook echt de experts ervan overtuigen dat je een ‘echte vrouw’ of ‘echte man’ was’, zegt Heylens ‘Dat is gelukkig verleden tijd. Ook nu nog is het de psychiater of psycholoog die het fiat geeft voor bijvoorbeeld het opstarten van hormoontherapie. De zelfverklaarde identiteit van de patiënt mag echter niet ter discussie staan. Vandaag geldt het principe van zelfdiagnose, waarbij wij proberen na te gaan wat de behoeftes precies zijn.’ 

Want een operatie is niet voor iedereen het antwoord. Erkenning en bevestiging voor de transidentiteit is minstens even belangrijk. ‘Als iemand me bewust aanspreekt met ‘hij’, doet dat pijn’, zegt ook mijn vader. Heylens beaamt: ‘Als we meer inzetten op die bevestiging, door de omgeving en de hele maatschappij, besparen we transmensen heel wat leed. Dat alleen al kan de genderdysforie verlichten.’ 

Toch bleef en blijf ik zelf de woorden ‘papa’ en ‘vader’ gebruiken. Een bewuste beslissing, zegt mijn vader. ‘Je had al een mama, en ik wilde allesbehalve haar plek innemen. Al dertien jaar was ik jouw papa. Dat verandert niet zomaar.’

‘Een transidentiteit is geen op zichzelf staand gegeven’, zegt Motmans. ‘Er zijn nog een heleboel andere elementen die de identiteit mee vormgeven. Bij de eerste stapjes naar de nieuwe identiteit lijkt de transidentiteit die andere elementen te overheersen. In die fase moet de nieuwe identiteit nog volop gevierd en onderzocht worden. Vergelijk het met een tweede puberteit, waarbij de transpersoon vaak opnieuw gaat experimenteren en zichzelf herontdekt.’ 

‘Toch lijkt het alsof ik iets van mezelf verloren heb op de weg naar wie ik nu ben’, zegt mijn vader. ‘Het was alsof ik mijn oude zelf moest loslaten, om zo deze nieuwe ‘gepimpte’ versie te worden, een transjuweeltje.’ 

Ook voor mij voelt het zo. Soms lijkt het alsof ik een stukje papa kwijt ben, en een nieuw stukje papa in de plaats kreeg. ‘Dat horen we nog soms’, beaamt Motmans. ‘Transpersonen beschouwen hun oude identiteit en hun oude verleden zelden als verspilling. Uit dat verleden kunnen ook mooie herinneringen en zaken zijn voortgekomen. Denk maar aan kinderen en een huwelijk.’ 

Ik vraag of mijn vader soms spijt heeft dat de transitie zo lang op zich heeft moeten wachten. ‘Ik ben gelukkig met hoe de dingen gelopen zijn. Nu ben ik wie ik wil zijn én heb ik jou’, lacht hij.