Jeugdtrauma helpt je aan olympische medaille
11 augustus 2016 door Eos-redactieDe Spelen zijn nog niet halfweg, en België heeft nu al evenveel medailles beet als vier jaar geleden. Dat heeft meer dan alleen met de juiste genen en een goeie coach te maken. Brits onderzoek wijst uit dat ‘supertoppers’ vaak mentale kracht halen uit een jeugdtrauma.
De Spelen zijn nog niet halfweg, en België heeft nu al evenveel medailles beet als vier jaar geleden. Dat heeft meer dan alleen met de juiste genen en een goeie coach te maken. Brits onderzoek wijst uit dat ‘supertoppers’ vaak mentale kracht halen uit een jeugdtrauma.
Suptertoppers als Michael Phelps, Usain Bolt of de zusjes Williams rijgen schijnbaar moeiteloos de medailles aan elkaar. Sommige supersporters blijken niet alleen de juiste fysiek te hebben, maar ook het ‘juiste’ – hoewel – verleden. Sportpsycholoog Tom Woodman (Bangor University Wales) en zijn collega’s ondervroegen 32 Britse atleten – 16 supertoppers en 16 vergelijkbare sporters die telkens net naast het podium belandden – en hun coaches en ouders. Geluk bleek alvast niet de bepalende factor voor succes. De supertoppers hadden stuk voor stuk als kind een bepalende negatieve ervaring meegemaakt – de scheiding van hun ouders, een overlijden, een ziekte of ander verlies. Kort daarop begonnen ze te sporten, en ze zagen dit allemaal als een bijzonder positieve wending die in geen tijd richting aan hun leven gaf. Plotseling voelden ze zich gewaardeerd, belangrijk en geïnspireerd, en dat misschien voor het eerst in hun keven. Een kindertrauma en sport als medicijn, dus.
Maar Woodman en zijn collega’s vonden nog interessante parallellen in het levensverhaal van de superelites. Velen van hen kenden later in hun sportieve carrière een tweede cruciaal keerpunt. Bij sommigen was dat iets positiefs – ze vonden bijvoorbeeld inspiratie bij een nieuwe coach -, maar het kon ook een negatieve ervaring zijn, zoals het verlies van iemand die hen na aan het hart lag. In elk geval gingen ze daardoor dubbel zo hard werken.
Verliezen is voor hen uit den boze, stelt Woodman. Superelites worden vaak gedreven door een obsessieve behoefte om te winnen, terwijl minder succesvolle atleten vaker motivatie halen uit de belofte van roem, geluk of geld. Ze staan ook een stuk genadelozer en zelfzuchtiger in het leven, zo bleek uit het onderzoek. Ze zullen er bijvoorbeeld niet om malen om hun partner te verlaten als ze denken dat hun relatie hun sportieve doelen in de weg staat. Voorts zijn minder succesrijke profs er vooral op gebrand hun tegenstrevers te verslaan, maar is het voor superelites even belangrijk om zichzelf te kloppen. Algemeen geeft de studie aan dat wie geen trauma meemaakt op jonge leeftijd vaker de bezieling mist die nodig is voor zo’n obsessief niveau van presteren.
Lees alles over de psyche van de topsporter in het dossier ‘Olympische troeven’ in het nieuwe nummer van Eos Psyche&Brein.