Leerlingen met een migratieachtergrond stromen vaker door naar technische richtingen. En leerlingen wiens ouders Latijn hebben gedaan, kiezen ook vaker voor Latijn. Leerkrachten kunnen die voorbestemdheid doorbreken.
Weet jij nog waarom je voor moderne wetenschappen of techniek koos aan het begin van het middelbaar onderwijs? Misschien omdat je ouders dat wilden? Omdat je broer die richting ook had gevolgd? Of omdat die richting je werd aangeraden door je leerkracht 6e leerjaar? In discussies omtrent studiekeuze wordt vaak gedacht aan de hervorming van het secundair onderwijs.
In mijn onderzoek aan de Universiteit Gent ben ik gaan kijken wat de rol is van het basisonderwijs voor ongelijkheid in studiekeuze. Om dit te onderzoeken verzamelde ik data bij zowel leerlingen, leraren als ouders in 36 basisscholen in Gent en Antwerpen.
Op dit moment houden leraren 6e leerjaar ongelijkheid in stand doordat ze een ongelijk studieadvies geven. Maar, de kennis over hoe ze tot dit ongelijk studieadvies komen, kunnen we juist gebruiken om leraren in te zetten als hefboom tegen ongelijkheid. Bij gebrek aan gecentraliseerde toetsen of aan duidelijke richtlijnen over de criteria waarop een studieadvies gebaseerd moet zijn, houden leerkrachten niet alleen rekening met prestaties van leerlingen, maar ook - al dan niet bewust - met factoren die beïnvloed worden door de sociale of etnische achtergrond en gender van een leerling.
Dat leerkrachten niet enkel rekening houden met de prestaties van leerlingen in het geven van een studieadvies is op zich een goede zaak. Toetsresultaten zeggen niet alles en leerkrachten proberen zich een breder beeld te vormen van hun leerlingen. Maar als leraren zich er niet van bewust zijn dat sommige criteria beïnvloed worden door de achtergrond van hun leerlingen, wordt ongelijkheid onbewust in stand gehouden.
Uit mijn onderzoek blijkt dat leerkrachten in hun studieadvies ook rekening houden met de studiehouding van een leerling en met de mate waarin die leerling van thuis uit ondersteund wordt. Maar, deze niet-prestatiegebonden leerlingkenmerken worden ongelijk geëvalueerd. Leerlingen wier ouders hoger op de sociale ladder staan, worden positiever beoordeeld op studiehouding.
Door studiehouding als een belangrijk criterium te gebruiken in studieoriëntering, ontstaat dus onbewust ongelijkheid in studieadvies. Ook meisjes worden positiever beoordeeld op studiehouding dan jongens. Meisjes krijgen vaker dan jongens het advies om Latijn of moderne te volgen, ook al behalen ze dezelfde resultaten.
Dat leraren meisjes vaak positiever beoordelen dan jongens op vlak van studiehouding verklaart het verschil in studieadvies. Akkoord, een goede studiehouding is nu eenmaal een belangrijk gegeven in de schoolloopbaan van leerlingen, maar is een leerling zijn studiehouding dan al volledig gevormd op 12-jarige leeftijd? Scholen en leerkrachten kunnen hierin compenserend optreden, door bijvoorbeeld meer lessen over leren leren aan te bieden, zodat een goede studiehouding niet langer gebonden is aan een bepaalde sociale groep.
Hetzelfde geldt voor de inschatting die de leraar maakt van de ondersteuning die de leerling van thuis krijgt bij schoolwerk. Leerlingen van wie de leraar deze ouderlijke betrokkenheid hoog inschat, zijn vaker leerlingen van ouders met een hogere sociale status. Ouders die zelf geen Latijn hebben gevolgd, kunnen hun kinderen volgens deze redenering minder goed ondersteunen in de optie Latijn. Door daarmee rekening te houden in het geven van een studieadvies, wordt ongelijkheid in stand gehouden.
Scholen en leerkrachten kunnen dit vermijden door de criteria die gebruikt worden om een studieadvies te geven bespreekbaar te maken onder alle leraren. Hierbij moeten scholen en leerkrachten zich meer bewust zijn van de invloed van sociale achtergrond en gender op kenmerken zoals studiehouding en thuisondersteuning.
Momenteel wordt studieoriëntering vooral gezien als de taak van de individuele leerkracht 6e leerjaar, maar meer samenwerking over de studiejaren heen zou leerkrachten 6e leerjaar kunnen helpen in het formuleren van een genuanceerd advies. De leraar van het 5e leerjaar maakt immers misschien wel een andere inschatting van de studiehouding of de thuisondersteuning, maar ook van de interesses van een leerling.
Het basisonderwijs kan compenserend optreden
Doordat het studieadvies van leerkrachten in Vlaanderen niet bindend is, hebben veel leraren het gevoel dat ze er niet zo veel toe doen voor de studiekeuze van hun leerlingen. Mijn onderzoek spreekt dat tegen.
Niet alleen de leraar 6e leerjaar, maar het hele lerarenteam in het basisonderwijs speelt een rol in de studiekeuzes die leerlingen maken. Meer specifiek zien we dat de verwachtingscultuur onder leraren in de basisschool de studiekeuzes die leerlingen maken beïnvloedt. Op scholen waar leraren hoge verwachtingen hebben over de toekomstige prestaties van hun leerlingen, kiezen leerlingen meer voor de opties Latijn of moderne.
Deze verwachtingen van leraren zijn over het algemeen lager op scholen waar veel etnische diversiteit is dan op witte middenklasse scholen. Dit betekent dat leerlingen op sommige scholen meer kansen krijgen dan op andere scholen. Als leraren grootse dingen verwachten van hun leerlingen, zullen ze deze leerlingen meer stimuleren in de klas en zullen deze leerlingen zich aangemoedigd voelen om een ambitieuze studiekeuze te maken. Maar, leraren hebben vaak lagere verwachtingen van leerlingen met een migratieachtergrond, of van leerlingen wiens ouders tot de arbeidersklasse behoren.
Mijn onderzoek maakt leraren niet alleen bewust van de impact van hun verwachtingen maar roept leraren ook op om voor alle leerlingen even hoge verwachtingen te koesteren, ongeacht hun achtergrond. Leraren kunnen een bondgenoot zijn voor leerlingen die graag naar moderne willen gaan, maar van hun ouders in de eerste plaats een beroep moeten leren. Ze kunnen deze leerlingen aanmoedigen om een ambitieuze keuze te maken.
Evengoed kunnen ze leerlingen die van thuis uit Latijn moeten doen, maar heel graag naar een technische richting willen gaan, aanmoedigen om een keuze te maken die dichter bij de interesse van de leerlingen aansluit. Zo kunnen leraren lager onderwijs leerlingen helpen om op de juiste plek terecht komen in het onderwijs.
Voor haar onderzoek naar ongelijkheid in de klas is Sarah Thys (sociologie, UGent) genomineerd voor de Vlaamse PhD Cup 2018. www.phdcup.be