Een kleuter ziet geen verschillen, het is maar als ouders erover gaan praten dat racisme ontstaat. Dat is een fout denkbeeld, stelt Judi Mesman. “Kinderen zien wel degelijk dat sommige mensen er heel anders uitzien dan zijzelf. Als je daar als ouder nooit over praat, dan kweek je pas vooroordelen.”
Hoe moet het dan wel, antiracistisch opvoeden? Judi Mesman schreef er een boek over, Opgroeien in kleur. “Contact met andere groepen is cruciaal”, zegt ze in een videogesprek. “Honderden studies ondersteunen de zogenaamde contacthypothese: meer contact tussen groepen leidt tot minder vooroordelen. Mensen kennen helpt, want onbekend maakt onbemind. Daarnaast helpt contact om mensen uit een andere groep te humaniseren, om te beseffen dat het gaat om individuen die niet allemaal hetzelfde zijn.”
Is kiezen voor een crèche of school met veel diversiteit dus een goed idee?
“Ik zou dat van harte aanraden. Zo raken kinderen al heel jong vertrouwd met mensen die er anders uitzien dan zijzelf.”
Wat als je in een wit dorp woont?
“Ook dan kun je als ouder veel doen. Er zijn boeken en films genoeg waarin diversiteit aan bod komt. De contacttheorie is niet alleen bewezen voor contact tussen echte mensen, maar ook voor contact via boeken, films of tv-programma’s.”
Stel dat je kind in een witte omgeving opgroeit, en het ziet voor het eerst iemand met een andere huidskleur en reageert daarop, hoe ga je daar als ouder dan het beste mee om?
“Je kunt een bezoek aan een andere wijk of stad, waarvan je weet dat er veel diversiteit is, voorbereiden. Je zou een boek kunnen lezen of een filmpje kijken, en je kind vertellen dat er mensen zijn die er anders uitzien. Dat je straks naar zo’n diverse omgeving gaat, en dat dat leuk en spannend zal zijn. Dat is natuurlijk nog geen garantie op succes. Soms gaan kinderen staren. Sommige mensen zijn daar totaal niet van gediend, en dan zorg je er beter voor dat je je kind afleidt. Maar er zijn ook mensen van kleur die dat best grappig vinden, zo’n kleintje dat hen aanstaart. Als die persoon glimlacht, kun je er een contactmoment van maken en zeggen: ‘Goh, die meneer ziet er heel anders uit dan papa, hè!’ Dat kan tot een leuke interactie leiden.”
“Het is heel duidelijk dat Zwarte Piet niet bijdraagt aan een vreedzame multiculturele samenleving”
Je kunt het dus benoemen. Doe je dat als ouder ook als je kind de verschillen niet lijkt op te merken?
“Dat doet het wél. De gedachte dat kinderen ‘kleurenblind’ zijn, is niet correct. Onderzoek laat zien dat baby’s al onderscheid maken tussen een Afrikaans, Oost-Aziatisch en Europees uiterlijk. Als ze weinig contact hebben met andere groepen, zien ze ook minder verschillen tussen de individuen van die groep. Alle Chinezen lijken er hetzelfde uit te zien, net zoals voor de Chinezen alle Europeanen er hetzelfde uitzien. In de eerste levensjaren hangen daar nog geen oordelen aan vast. Vanaf een jaar of vijf, zes krijgen kinderen een voorkeur voor kinderen die op hen lijken. Dat gaat ver. Als je ze foto’s laat zien en vraagt welke van de kinderen op de foto’s mooi, knap of lief is, en welke stout, gemeen of dom, dan zie je bij kinderen van zes jaar oud al dat ze etnische kenmerken gebruiken om een onderscheid te maken tussen kinderen die ze niet kennen.”
Een heikel thema voor jonge ouders is het sinterklaasfeest, en dan vooral Zwarte Piet. Wat moet je daarmee?
“Als je als ouder je kind antiracistische waarden wilt bijbrengen, dan zou ik Zwarte Piet vermijden. Zowel in boeken, in liedjes als bij intochten. Of roetveegpiet het ideale alternatief is? Daar kun je over discussiëren. Maar het is heel duidelijk dat Zwarte Piet niet bijdraagt aan een vreedzame multiculturele samenleving.”
Wat als je zelf tot een minderheidsgroep behoort? Hoe kun je je kind wapenen tegen vooroordelen en racisme?
“Dat is niet zo makkelijk. Je moet ervoor zorgen dat je kind begrijpt dat er lelijke kanten zijn aan de wereld en aan het leven. Tegelijk wil je niet dat ze achterdochtig en bang worden voor alles en iedereen. Je bereidt hen voor dat dit hen kan overkomen en kunt ook vertellen uit eigen ervaringen. Geef je kind vooral mee dat het altijd bij jou terecht kan.”
“Als baby’s weinig contact hebben met andere groepen, zien ze ook minder verschillen tussen de individuen van die groep”
U hebt zelf Indonesische roots. Heeft u te maken gehad met racisme?
“Ik ben opgegroeid in een heel wit dorp en er zijn me wel dingen toegeroepen, ja. Maar ik ben thuis opgevoed met een gevoel van trots over mijn afkomst. Wij mogen er zijn, ook al zijn er mensen die vinden van niet. Daardoor heb ik me nooit minderwaardig gevoeld. Ouders kunnen een grote rol spelen om dat zelfvertrouwen bij hun kinderen hoog te houden.”
Witte mensen hebben soms niet door dat ze iets kwetsends zeggen. U spreekt in uw boek van microagressies. Hoe word je je daarvan bewust?
“Ik ben zelf geen fan van de term microagressies, maar hij wordt wel vaak gebruikt. Het gaat om kleine dingen die onschuldig lijken maar die wel degelijk de boodschap geven dat je anders, vreemd of minderwaardig bent. Een opmerking als ‘Wat spreek je goed Nederlands’ suggereert dat je dat niet verwacht van iemand die bruin is. De term ‘huidskleur’ voor dat rare zalmroze kleurpotlood. In mijn gezin zeggen de kinderen dan ‘Welke huidskleur bedoelt u?’”
“Erover lezen kan helpen om je ervan bewust te worden. Als je eenmaal doorkrijgt waar het allemaal in zit, dan ga je het steeds vaker merken. Het overkomt ons allemaal, mezelf ook. En dat is niet zo erg, zolang je er daarna over nadenkt. Of erover praat, als je kind erbij was.”
Praat erover, dat lijkt wel de belangrijkste boodschap.
“Wij doen onderzoek met prentenboeken waarin kinderen met een verschillende huidskleur te zien zijn en laten ouders die bekijken met hun kind. Er zijn ouders die die verschillen niet benoemen, hoewel ze van de pagina afspatten. Ons onderzoek laat zien dat hun kinderen achteraf meer vooroordelen hebben dan de kinderen van wie de ouders het wel over de huidskleur hadden.”
“Kinderen vinden dat vreemd. Wat doen ouders van peuters en kleuters altijd als ze boekjes voorlezen? Kleuren benoemen: ‘Kijk, een rode bal, een blauwe jurk …’ Als je alle kleuren benoemt behalve die bruine en witte huidskleur, dan valt dat op. Een kind denkt dan dat dit iets heel engs is waar je het vooral niet over moet hebben. Bovendien kun je het moeilijk hebben over verschillen en discriminatie als je het verschil niet eens benoemt. Je moet kinderen bijbrengen dat kleur bestaat, en dat het gevolgen kan hebben voor hoe mensen behandeld worden.”
“Racisme, discriminatie en huidskleur: mensen vinden dat een moeilijk onderwerp. Dat snap ik. Maar doe het toch maar. Dan is het tenminste geen taboe waar het hele gezin zich ongemakkelijk bij voelt.”
Dus: Dit is een rode bal, dit is een bruine meneer?
“Absoluut!”
Judi Mesman is hoogleraar interdisciplinaire studie van maatschappelijke uitdagingen bij de Universiteit Leiden en decaan aan het Leiden University College in Den Haag. Ze onderzoekt hoe kinderen en volwassenen zichzelf en anderen zien in de samenleving.
Luister ook naar de vierdelige podcastreeks over opvoeding, waarin Judi Mesman in aflevering 4 vertelt hoe je vermijdt dat je kind in hokjes gaat denken. In de eerste drie afleveringen komen straffen en belonen, taal en slaapproblemen aan bod. Je vindt deze reeks onder de naam ‘Vraag het aan’ in je podcastapp, of op deze pagina.