Sommigen onder ons lijken nooit te twijfelen of ze wel de juiste beslissingen nemen. Anderen gaan gebukt onder eeuwige onzekerheid. Die onzekerheid is te zien in de hersenen, en mogelijk te manipuleren.
Ik heb pas bij het parkeren een ongeluk gehad: ik heb een andere auto geraakt, vertrouwt Kobe Desender (Universiteit Gent) me toe aan het eind van ons gesprek. Hij ziet er de positieve kanten van in. ‘Daardoor zal ik mezelf niet meer overschatten en denken dat ik een heel goede bestuurder ben.’ Het is een klassieker: als je mensen vraagt of ze goed kunnen autorijden, dan vindt de overgrote meerderheid zichzelf een held achter het stuur: ‘Ik rij uitstekend, maar al die anderen op de weg!’
‘Met meditatie en aandachtstraining kan je leren je keuzes beter in te schatten’
‘Dat komt misschien omdat velen nog nooit een ongeval hebben gehad’, meent Desender. ‘Ze hebben met andere woorden nog nooit negatieve feedback gekregen op hun rijkunsten, en daardoor denken ze dat ze het uitstekend doen.’ Die impact van feedback – positief of negatief – wil de Gentse neurowetenschapper onderzoeken. Wat doet dat met ons gevoel over de beslissingen die we nemen? Het onderzoek vloeit voort uit Desenders ontdekking dat je onzekerheid over beslissingen in de hersenen kan zien.
Bewegende bolletjes
Desender schotelde een groep proefpersonen de zogenoemde random dot motion-taak voor, terwijl hij hun hersenactiviteit mat via eeg (elektro-encefalogram). Bij die taak zie je op een computerscherm een hoop bolletjes alle kanten uit schieten. Binnen enkele seconden moet je beslissen of de meeste bolletjes naar rechts of naar links bewegen. Klinkt eenvoudig, maar dat is het niet, zo kon ik aan den lijve ondervinden. Na elke keuze moesten de proefpersonen aangeven hoe zeker ze ervan waren.
‘Met dit onderzoek wilde ik het standaardmodel van het beslissingsproces uitbreiden met wat er direct nadien gebeurt’, zegt Desender. ‘Met name het gevoel dat je hebt over je beslissingen: ben je er zeker van dat het juist was, twijfel je, of besef je meteen nadat je hebt gekozen dat het fout was?’ Voor dat gevoel gebruiken wetenschappers de term confidence – ‘een goed Nederlands equivalent heb ik nog niet gevonden’.
Op de eeg’s van de proefpersonen was een hersensignaal te zien dat correspondeert met die confidence. Hoe onzekerder de proefpersonen over hun beslissing waren, hoe sterker de hersenactiviteit. ‘Het geeft aan dat je nog nadenkt: heb ik wel de juiste keuze gemaakt? Mogelijk speelt wat je hebt gezien zich nog eens af in je brein.’
Volgens het standaardmodel over beslissingen zie je eerst ruis, en langzaam maar zeker begin je bewijs te zien voor een percentage bolletjes dat of naar links, of naar rechts beweegt. Zodra je een bepaalde drempelwaarde hebt bereikt, neem je de finale beslissing. Desenders onderzoek geeft aan dat het bewijs zich ook daarna verder blijft opstapelen – zij het in je hoofd: er is post decision accumulation.
De confidence heeft ook gevolgen. Hoe groter de onzekerheid, hoe trager de proefpersonen werden in de volgende opdracht. Ze moesten dus meer nadenken voor ze een beslissing namen, en de drempelwaarde verhoogde. Kregen ze de mogelijkheid om extra informatie te verkrijgen, dan vroegen ze daar ook sneller naar als het hersensignaal sterker was. Dat bleek weer uit een ander experiment. Dat hersensignaal bleek dit zelfs beter te voorspellen dan de eigen, verbale inschatting van de deelnemers.
Opvoeding en onderwijs
In het dagelijkse leven moeten we natuurlijk geen bolletjes volgen naar links of naar rechts. Beslissingen nemen moeten we dan weer voortdurend. Eet ik vanmiddag boterhammen of een belegd broodje? Zal ik studeren of voor de tv hangen? Welke partner kies ik? Welk huis?
‘Dat zijn keuzes waarbij duizenden zaken spelen’, zegt Desender. ‘Ook emoties spelen een belangrijke rol. Dat kan je bijna onmogelijk onderzoeken. Als je dat extreem vereenvoudigt, lukt het wel. Zoals met de bolletjestaak: daar heb je als onderzoeker alles onder controle. Terwijl het beslissingsproces hoogstwaarschijnlijk hetzelfde verloopt als bij dagelijkse keuzes die we maken.’
Er zijn nog andere raakvlakken. ‘Onderzoek wijst uit dat confidence een stabiel kenmerk is. Sommige mensen zijn inherent zeker, andere inherent onzeker. Mijn collega’s en ik denken dat dat een gevolg is van de feedback die je in je leven hebt gekregen. Externe feedback maakt een eigen evaluatie overbodig. Stel dat je veel positieve feedback krijgt, dan ga je leren dat het goed is wat je doet.
Negatieve feedback zorgt ervoor dat je denkt dat je alles fout doet. Bewijs hebben we nog niet voor die hypothese. Het is het onderwerp van mijn volgende onderzoek. Ik wil nagaan of het hersensignaal, dat correspondeert met confidence, verandert na positieve of negatieve feedback.’
Niet dat negatieve feedback altijd taboe moet zijn – denk aan de ‘fantastische’ autobestuurders die we allemaal zijn. ‘Als onze hypothese klopt, kan het interessant zijn om de link te leggen met opvoeding en onderwijs: welke en hoeveel feedback geef je het best opdat kinderen zichzelf optimaal leren inschatten?’
Kan je hen ook trainen om betere beslissingen te nemen? Desender vindt dat niet de juiste vraag. ‘Je kan hen beter trainen om hun keuzes goed in te schatten’, vindt hij. ‘Er is al onderzoek geweest met meditatie en aandachtstraining. Dat blijkt te helpen.’ Besef je snel dat je een fout maakt, dan kan je die misschien nog corrigeren. Of dan maak je die tenminste een volgende keer niet meer.
Veel van zijn kennis en inzichten deed Desender de afgelopen twee jaar in Hamburg op, waar hij dankzij een beurs mee kon draaien in het Universitair Medisch Centrum. ‘Daar zijn veel onderzoekers bezig met het beslissingsproces. Al die wetenschappers waar ik vooraf naar opkeek, waren plots mijn collega’s: fantastisch!’ Of hij geen zin had om daar te blijven? ‘(Lacht:) Misschien ben ik daar te Belgisch voor. Het is toch fijn om weer thuis te zijn in Gent.’
Psycholoog Kobe Desender (1988) promoveerde in 2016 aan de Vrije Universiteit Brussel. Van 2017 tot 2019 trok hij met een FWO-beurs naar het Universitair Medisch Centrum Hamburg-Eppendorf in Duitsland, waar hij bestudeerde hoe mensen beslissingen nemen. Op dat onderzoek werkt hij momenteel verder aan de Universiteit Gent.