Ouders meldden al in de jaren 1980 dat hun kind met autisme communicatiever en socialer leek te worden als het koorts had. Nu is dat ‘koortseffect’ ook wetenschappelijk onderzocht. Het heeft mogelijk te maken met de impact van infecties tijdens de zwangerschap. Die verhogen het risico op een kind met autismespectrumstoornis (ASS). De molecule IL-17A in het immuunsysteem zou hiervoor verantwoordelijk zijn, doordat die de ontwikkeling van de somatosensorische hersenschors van de foetus verstoort. Dat hersengebied staat in voor de verwerking van lichamelijke en motorische informatie.
Tenminste, dat blijkt uit onderzoek op muizen. Vervolgonderzoek, opnieuw met muizen, wijst uit dat IL-17A er ook voor zorgt dat het gedrag van de jonge ‘autistische’ muizen normaliseert als ze koorts hebben. Onderzoekers injecteerden de muizen met lipopolysacchariden (LPS), molecules die een immuunrespons met koorts teweegbrengen. Ze gingen dan socialer gedrag vertonen. Dat ging gepaard met de productie van IL-17A. Dat was enkel het geval bij de muizen die tijdens hun foetale ontwikkeling blootgesteld waren aan een infectie van de moeder. Bij een groep ‘autistische’ muizen die geboren waren uit een genetisch gemodificeerde muizenmoeder had de injectie met LPS geen effect.
De onderzoekers keken ook naar het effect van temperatuur. Ze veroorzaakten koorts bij de muizen, maar onderdrukten de bijbehorende immuunrespons. Dat had geen effect op het gedrag van de dieren.
Mensen zijn geen muizen, en het is uiteraard nog de vraag of de conclusies ook voor mensen met autisme gelden. Eerder onderzoek heeft wel al vastgesteld dat in het bloed van sommige kinderen met autisme de concentraties aan IL-17A verhoogd zijn. Als deze theorie wordt bevestigd, zou autisme dus te beïnvloeden vallen bij kinderen die in de baarmoeder zijn blootgesteld aan een infectie.