Kunnen proefdieren met autisme ons iets leren?

Chinese onderzoekers ontwikkelden apen die zich schijnbaar autistisch gedragen.

Dieren met autisme, dat klinkt een beetje eigenaardig. Zeker, het stereotiepe, repetitieve gedrag dat dieren in gevangenschap soms vertonen doet wat denken aan de eenvoudige handelingen die sommige mensen met autisme eindeloos herhalen. Maar de moeilijkheden die zij vaak hebben met sociale situaties, het doorgronden van de gevoelens van anderen of het onder woorden brengen van wat er in hun eigen hoofd omgaat: het lijkt moeilijk om die bij een proefdier te reconstrueren.

Toch is dat wat wetenschappers, in de nasleep van enkele grootschalige genetische studies bij mensen met autisme, in de afgelopen jaren geprobeerd hebben. En hoewel ze zelf de eersten zullen zijn om de beperkingen van hun proefdieren aan te stippen, leveren die nu heel wat interessante informatie op.

Zo stelden Chinese wetenschappers maandag de resultaten voor van hun pogingen om Java-apen te kweken die ons wat zouden kunnen leren over autisme. Ze voorzagen de dieren daartoe van meerdere versies van het gen MECP2. Mutaties in dat gen, dat zich op het X-chromosoom bevindt, veroorzaken het syndroom van Rett, een autismespectrumstoornis die vrijwel alleen bij meisjes voorkomt. Ook mannen die delen van dat gen dubbel hebben vertonen symptomen van autisme.

Net als mensen die teveel MECP2-eiwit maken hadden de apen een zwakke gezondheid, maar de meesten leefden lang genoeg om enkele gedragstesten te ondergaan. Daaruit bleek dat ze vaker rondjes draaiden, angstiger reageerden wanneer ze door een mens werden aangestaard, minder contact zochten met soortgenoten en slechter scoorden op enkele verstandelijke tests. Hun nakomelingen deden dat ook, besluiten de auteurs in Nature, en dus is dit een veelbelovend model.

 

Onderzoek van de hersenen van overleden apen wees uit dat de activiteit van zeker enkele honderden genen verschilde van die bij apen met een normaal aantal MECP2-genen. Een dertiental daarvan was eerder ook al bij muizen met eenzelfde afwijking gevonden. Dat is goed nieuws, want hoewel de apen nauwer met ons verwant zijn en in die zin dus mogelijk betrouwbaardere informatie opleveren, is het met muizen natuurlijk veel makkelijker werken. Dat onderzoek staat ook al verder.

Autisme door virale infectie tijdens zwangerschap?

Het levert zelfs stilaan inspiratie op voor preventieve interventies bij mensen, zo blijkt uit een studie die deze week in Science verschijnt. Amerikaanse wetenschappers beschrijven daarin hun zoektocht naar het mechanisme dat maakt dat virale infecties tijdens de zwangerschap soms tot autisme kunnen leiden. Dat is ook vaak zo bij muizen waarvan de moeder tijdens de zwangerschap met een virus besmet werd, of een stof kreeg ingespoten die besmetting met een virus nabootst.

Tenminste: de jongen van die muizen volharden vaak in bepaalde schijnbaar nutteloze gedragingen – zo zullen ze elke knikker die de onderzoekers in hun verblijf deponeren zo snel mogelijk begraven, iets wat muizen doorgaans enkel met gevaarlijke of smerige objecten doen. Verder zoeken ze aanzienlijk minder contact met soortgenoten, en maken ze meer ultrasone geluiden om er zich van te verzekeren dat hun moeder nog in de buurt is – al doen ze dat laatste niet in alle studies.

Eerder was al ontdekt dat de jongen van moeders waarbij interleukine-6 (IL-6), een signaalmolecule van het afweersysteem, werd uitgeschakeld, geen autistisch gedrag vertoonden na een infectie. Uit de nieuwe studie bleek dat dat het gevolg is van het effect van IL-6 op de aanmaak van een andere molecule, IL-17a. Ook het uitschakelen van die molecule bleek autistisch gedrag te voorkomen.

Het toedienen van IL-17a in de hersenen van jonge muizen, daarentegen, leidde tot de vorming van wanordelijke cellen in bepaalde regio's van de hersenschors, en tot het hierboven beschreven gedrag. Omdat ook het uitschakelen van RORγt, een stof die nodig is voor de vorming van de afweercellen die IL-17a afscheiden, nakomelingen beschermde tegen het effect van de infectie, besluiten de wetenschappers dat het wel degelijk die stof is die de hersenontwikkeling verstoort.

De jongen van geïnfecteerde muizenmoeders die een antistof tegen IL-17a kregen toegediend, gedroegen zich minder ongewoon, maar het effect ging niet helemaal weg. De wetenschappers willen nu onderzoeken of het beter is om de antistof preventief te geven, dus wanneer voor een infectie gevreesd wordt, nog voor het zover is. Dat zou dan mogelijk ook vrij snel bij mensen kunnen worden toegepast, denkt Peter Burbach van het Universitair Medisch Centrum in Utrecht.

“IL-17a blokkeren kunnen we al, dus als uit verder onderzoek blijkt dat hetzelfde mechanisme ook bij mensen van belang is, kan het denk ik snel gaan.” Burbach was zelf betrokken bij een studie die aangaf dat mensen met autisme vaak meerdere versies hebben van het gen dat codeert voor IL-17a. “We schatten dat autisme in 10 à 30% van de gevallen het gevolg is van een infectie die leidt tot hersenschade bij de foetus. Baanbrekend is dat deze studie aantoont hoe die mogelijk ontstaat.”

Niettemin kan autisme dus nog lang niet voorkomen of genezen worden, al kunnen mensen met autisme wel geholpen worden, bijvoorbeeld via gespecialiseerde thuisbegeleiding. 'De Standaard' meldde echter maandag op zijn voorpagina dat de wachttijd daarvoor in sommige provincies oploopt tot zes jaar, en dat er in de sector gevreesd wordt voor een nieuwe budgettaire krimp wanneer volgend jaar de zogenaamde 'persoonsvolgende financiering' geïntroduceerd wordt, die een zorgbudget toekent aan personen en niet langer aan instellingen. Verbetering is dus nog niet in zicht.