Mensen en vogels leren eerste ‘woordjes’ op dezelfde manier

29 mei 2013 door Eos-redactie

De manier waarop baby’s leren spreken vertoont sterke overeenkomsten met de wijze waarop kleine vinken leren zingen.

De manier waarop baby’s leren spreken vertoont sterke overeenkomsten met de wijze waarop kleine vinken leren zingen.

Wetenschappers aan de universiteit van New York gingen na of er gelijkenissen bestaan tussen de manier waarop een jonge vogel liedjes leert zingen en de methodes die een mensenbaby gebruikt om taal te leren. Daarvoor bestudeerden en analyseerden ze eerst het zanggedrag van enkele jonge zebravinken. Ze stelden vast dat een vink elke nieuwe ‘lettergreep’, zeg maar nieuw soort noot, afzonderlijk moest aanleren en leren integreren in de bestaande reeks van tonen.

Zo konden de vinken, die een opeenvolging van dezelfde tonen (A) zingen, een nieuwe toon (B) aan hun lied toevoegen. De vogel kon B niet zomaar overal willekeurig door de reeks van A-noten heen beginnen fluiten. De onderzoekers merkten op dat de B-toon eerst aan één van de uitersten van het lied verscheen, dus helemaal in het begin of helemaal op het einde (bv. AAAB maar nog niet ABABA). De kleine vogeltjes leerden dus eerst de overgang van A naar B maken, zonder van B naar A te kunnen springen, of omgekeerd. Pas enkele dagen later, wanneer de B-toon voor het eerst aan het begin én aan het ende van een lied verscheen, konden de vogels de noot ook middenin hun muziekstuk gebruiken.

Gewapend met die informatie bekeken de onderzoekers hoe baby’s lettergrepen leren brabbelen in de fase voordat ze echt beginnen spreken. Catalogisering van het gebruik van nieuwe lettergrepen en de plaats waarop ze aanvankelijk verschenen in een brabbelzinnetje toonde aan dat de gebruikte techniek dezelfde is als die van de vinken. Een baby die reeds ‘ga ga ga’ kan zeggen maar nu ook ‘gu’ moet gebruiken zal die laatste lettergreep aanvankelijk enkel aan het begin of aan het einde van de zin inpassen. Pas wanneer de brabbelende baby de ‘gu’ zowel vooraan als achteraan de ‘ga ga ga’ zin kan uitspreken zal het de twee lettergrepen ook door elkaar gebruiken.

Bij mensen wordt het aanleren van lettergrepen natuurlijk snel oneindig veel complexer. Een kind moet immers een enorme hoeveelheid verschillende klanken in beide richtingen aan elkaar leren koppelen (niet enkel ‘gu ga gu ga’ maar ook ‘ga bla ga bla’, bijgevolg ‘bla gu bla gu’ en ga zo maar door).


Dina Lipkind, eerste auteur van de studie, en haar collega’s denken dat de reden voor dit alles te vinden is in de manier waarop het brein verbindingen maakt. Voor elke lettergreep moet er een neurologische verbinding naar alle andere lettergrepen gelegd worden die in beide richtingen functioneert. Eerder onderzoek aan de universiteit van Utrecht toonde al aan dat dat zowel bij zebravinken als mensen vooral in de linkerhersenhelft gebeurt. Slechts wanneer al die verbindingen mooi gelegd zijn, kan een kind betekenis aan lettersequenties toevoegen en begrijpelijk leren praten, of een zebravink een nieuw lied leren zingen. (ma)