Een erg ongelijke maatschappij is slecht voor iedereen. Dat komt doordat rijk noch arm wil investeren in publiek goed.
Te veel ongelijkheid is slecht voor de maatschappij, maar complete gelijkheid is ook niet goed. Dat schrijven onderzoekers Oliver Hauser (Universiteit van Exeter) en Christian Hilbe (IST Austria) in een publicatie in Nature. Hauser en Hilbe zochten op basis van gedragsexperimenten en computermodellen uit in welke mate mensen met een verschillend inkomen bereid waren te investeren in gemeenschappelijk goed.
Ongelijkheidsspel
Tijdens het gedragsonderzoek speelden 436 proefpersonen per twee een spel waarbij ze elk een bepaald inkomen toegewezen kregen. Dat inkomen werd vermenigvuldigd met hun ‘productiviteit’. Het uiteindelijke bedrag kregen de spelers uitbetaald, plus een bonus die afhankelijk was van hoeveel beide spelers bijdroegen aan de gemeenschappelijke pot en gelijk onder de spelers verdeeld werd. Er waren vijf testcondities: 1) het inkomen en de productiviteit zijn hetzelfde voor beide spelers, 2) de productiviteit is hetzelfde maar het inkomen verschilt, 3) het inkomen verschilt maar de productiviteit is hetzelfde, 4) wie productiever is krijgt een hoger inkomen en 5) wie minder productief is krijgt een hoger inkomen.
Beetje ongelijkheid is goed
Uit hun onderzoek blijkt dat bij een heel ongelijk spel degenen met een hoger inkomen minder geneigd waren om hun aandeel te besteden aan de gemeenschappelijke pot. Dat verlaagde op zijn beurt de bereidheid van mensen met een laag inkomen om bij te dragen.
Volgens Hilbe wil dat echter niet zeggen dat ongelijkheid inherent slecht is. Wanneer personen verschillen in hun productiviteit, door verschillen in ervaring of vaardigheden, zorgt een beetje ongelijkheid in inkomen ervoor dat iedereen toch een gelijkwaardige bijdrage levert. ‘Met een beetje ongelijkheid hebben beide partijen genoeg invloed om ieder verantwoordelijk te houden voor zijn bijdrage. Maar eenmaal de kloof te groot wordt, verliezen de spelers hun invloed over elkaar en is de armere onderworpen aan de wil van de rijkere. Geen van beide vindt nog de motivatie om samen te werken’, legt Hilbe uit.