Een derde van alle Belgen blijft minstens één keer zitten op school. Op Luxemburg en Colombia na zijn we wereldkampioen wat het aantal zittenblijvers betreft. Toch blijkt dat zittenblijven inefficiënt, schadelijk en duur is. Tijd voor een alternatief!
Tijd is onze meest kostbare grondstof. Elke seconde die nu weg tikt, krijg je nooit meer terug. Ik kwam zelf pas echt tot het besef dat tijd eindig is toen ik op de schoolbanken van het secundair onderwijs zat. Je kent het wel: urenlang staren naar een grote witte klok in een stoffig klaslokaal met in de hoek een plastic geraamte dat nooit gebruikt werd. Stel je nu eens voor dat je twee jaar lang naar diezelfde klok staart. Twee jaar lang hetzelfde ritmische getik: tik tak, tik tak. Twee jaar lang dezelfde grappen van dezelfde leerkracht. Het klinkt als een enger scenario dan dat van menig horrorfilm, maar voor duizenden Vlaamse leerlingen is het wel dagelijkse realiteit. Zittenblijven in een notendop.
Uit mijn onderzoek blijkt dat blijven zitten in het secundair onderwijs een harde noot kan zijn om te kraken. Zo hebben zittenblijvers minder zelfvertrouwen, voelen ze zich niet thuis op school en worden ze vaker gepest. Pief poef paf, wie blijft zitten is… af. En dat mag je letterlijk nemen, want door hun lager zelfvertrouwen stromen zittenblijvers minder vaak door naar het hoger onderwijs. En de weinige zittenblijvers die dat wél doen, kiezen eerder voor de hogeschool dan voor de universiteit. Want stel je voor dat je nog maar eens het gevoel krijgt dat je faalt. Wellicht is het tijd om zittenblijven als gangbare onderwijspraktijk in vraag te stellen.
Het aantal zittenblijvers daalt gestaag in de meeste landen. Ook bij ons. Toch durven weinig beleidsmakers de stap te zetten naar het afschaffen van de praktijk. Mijn bevindingen tonen echter aan dat zittenblijven uitgerekend het schadelijkst is in die landen waar de praktijk slechts uitzonderlijk wordt toegepast. Afschaffen lijkt dus een betere strategie te zijn dan het aantal zittenblijvers te verminderen. Ik pleit voor een oplossing op maat van elke leerling, zodat een herkansing meer is dan alleen een verspilling van tijd.
Zittenblijven: onderwijsinterventie met een hoog prijskaartje
Laten we een denkoefening maken: de Vlaamse overheid werkt samen met een ontwikkelaar aan een nieuw softwareprogramma dat de schoolprestaties van leerlingen met leerproblemen op lange termijn moet verbeteren. Er is één schaduwzijde aan het verhaal. Het project slorpt zo’n 300 miljoen euro per jaar op van het Vlaamse onderwijsbudget. Dan zouden we toch verwachten dat het om een bijzonder ingenieus programma gaat dat feilloze, haast verbazende resultaten kan voorleggen inzake het verhogen van schoolprestaties bij de doelgroep, en dat op de meest efficiënte wijze.
Het softwareprogramma in kwestie is een analogie voor zittenblijven, waarvan eerder onderzoek aantoont dat het niet aan dergelijke verwachtingen kan voldoen. Wetenschappers weten eigenlijk al twintig jaar dat zittenblijven doorgaans niet werkt. Aanvankelijk behalen zittenblijvers betere schoolprestaties, en dat is logisch. Het gaat om een herhalingseffect omdat men tweemaal dezelfde leerstof krijgt aangeleerd. Leerkrachten maken die verbeterde schoolprestaties van op de eerste rij mee, waardoor ze vaak optimistisch zijn over de vermeende effectiviteit van zittenblijven. Op lange termijn smelten de verbeterde leerprestaties echter weg als sneeuw voor de zon. Leerkrachten hebben veel autonomie in het Vlaamse onderwijssysteem, waardoor hun optimisme leidt tot een hoog aantal zittenblijvers.
Is zittenblijven schadelijk?
Dat is een jammerlijke zaak. Zittenblijvers hebben namelijk drie tot zeven keer meer kans om het secundair onderwijs ongediplomeerd te verlaten dan studenten met gelijkaardige schoolprestaties die nooit zijn blijven zitten. Toch was het vooralsnog onduidelijk hoe het komt dat zittenblijvers vroegtijdig afhaken op school. Bovendien wisten we nog niet hoe de sociale context van een zittenblijver diens beleving beïnvloedt. Daarom onderzocht ik de schade die zittenblijven mogelijks berokkent tijdens en na het secundair onderwijs, en dat in 25 verschillende landen.
Na vier jaar onderzoek kan ik volmondig ‘ja’ antwoorden op de vraag of zittenblijven een schadelijke impact heeft. Wie blijft zitten, beschouwt zichzelf als een minderwaardige student. Dit minderwaardigheidsgevoel wordt wellicht versterkt doordat medestudenten zittenblijvers als minder intelligente of gefaalde studenten beschouwen. Zittenblijvers voelen zich ook minder thuis op school en sociale isolatie leidt er mogelijks toe dat ze vaker gepest worden. Zittenblijvers lijken de normen en waarden die ze aangeleerd krijgen op school ook te verwerpen vanuit een diepgewortelde frustratie. Zo hebben ze minder respect voor de rechten van kwetsbare minderheden zoals mensen met een andere cultuur.
Door hun lage zelfvertrouwen hebben zittenblijvers met een middelbaar diploma een lagere kans om een opleiding in het hoger onderwijs te volgen. Nochtans is het behalen van een diploma in het hoger onderwijs een goede manier om zich te wapenen tegen werkloosheid en gezondheidsproblemen. Zittenblijvers vertonen ook risico-vermijdend gedrag. De relatief beperkte groep zittenblijvers die wél doorstroomt naar het hoger onderwijs, kiest bijvoorbeeld minder vaak voor de universiteit dan studenten met gelijkaardige schoolprestaties die nooit blijven zitten zijn. Als onderzoeker kan ik alleen maar vaststellen dat zittenblijven over de hele lijn gebuisd is.
Gedeelde smart, halve smart?
Het is intussen duidelijk dat zittenblijvers zich uitgesloten voelen en dat ze ook actief uitgesloten worden door anderen via pestgedrag. Uitsluiting is een sociaal proces. Zo ruilt een zittenblijver de ene klasgroep– veelal onvrijwillig – in voor een nieuwe klasgroep. Wie blijft zitten krijgt dus niet alleen te maken met een faalervaring, maar moet ook nieuwe vriendschappen opbouwen om het risico op eenzaamheid en sociale uitsluiting te beperken. Vreemd genoeg heeft onderzoek naar zittenblijven vooralsnog zelden rekening gehouden met die sociale context. Nochtans kan het meer inzicht bieden in wat het betekent om te blijven zitten.
Door de sociale context in mijn onderzoek te betrekken, ben ik erachter gekomen dat zittenblijven het schadelijkst is in landen met een laag aantal zittenblijvers. Zittenblijvers voelen zich minder thuis op school, worden vaker gepest en hebben minder respect voor de rechten van kwetsbare minderheden in landen waar zittenblijven weinig voorkomt. Als zittenblijven uitzonderlijk wordt toegepast, weegt het zwaar op de kleine groep studenten die alsnog blijft zitten. Gedeelde smart is dus halve smart. Het is wel zo dat de schadelijke gevolgen van zittenblijven beduidend groter zijn dan het positieve effect dat zittenblijvers ervaren wanneer ze omringd worden door veel andere zittenblijvers. Het aantal zittenblijvers verhogen is dus geen goede manier om de schadelijkheid van zittenblijven te doen verdwijnen.
Maar wat dan wel?
Gedeelde smart is halve smart. Maar geen smart valt nog steeds te verkiezen boven halve smart. Het houdt dus meer steek om in te zetten op een onderwijssysteem zonder zittenblijvers dan om het aantal zittenblijvers ‘gewoon’ te verminderen. Noorwegen en Japan, twee degelijke onderwijssystemen die geen gebruik maken van zittenblijven, bewijzen dat het kan. We zouden er goed aan doen om in te zetten op alternatieve onderwijspraktijken zoals geïndividualiseerde bijlessen, herexamens en flexibele leertrajecten waarbij leerlingen alleen blijven zitten voor die vakken waar ze een onvoldoende op behaalden. Meer psychosociale hulp op school kan ook baten, zodat mentale problemen adequaat kunnen worden aangepakt. Het loont wellicht ook om meer te focussen op externe factoren die ten grondslag liggen aan verlaagde schoolprestaties, zoals een gebrek aan studieruimte thuis of een scheiding. Als samenleving moeten we ons de vraag te stellen of zittenblijven niet op de schop moet. Want als een strategie de eerste keer niet werkte, waarom zou exact hetzelfde doen daarna dan wél werken?
Timo Van Canegem dingt mee naar de Vlaamse PhD Cup 2022. Ontdek meer over dit onderzoek op www.phdcup.be.