Wie zijn kinderen alle kansen wil geven op een mooie toekomst, kan hen het beste veel tijd gunnen om vrij te spelen.
Gisteren stond ik voor een gesloten deur. Van onze eigen woonkamer. Een wit touw, vastgemaakt aan de deurklink, verdween via de trap om aan de andere kant de woonkamer in te verdwijnen. Strak gespannen stond het. Binnen was het donker en weerklonken stemmen. ‘De draak is er, we moeten aanvallen!’ ‘Kom, we verstoppen ons in onze voorraadkamer …’ ‘Nee, dat is een goeierik, en die gaat de slechteriken opeten!’
Mijn drie zonen gingen volledig op in hun fantasiewereld. Vanuit hun kamp observeerden ze de buitenwereld, vol draken en demonen. Een ‘slot’ op de deur moest hen extra bescherming bieden.
Ik bleef stiekem wat langer luisteren. De momenten waarop ze met z’n drietjes zo enthousiast samen spelen, zijn schaars. En dat komt niet alleen omdat er vaak ruzies op de loer liggen of omdat ze door het leeftijdsverschil andere interesses krijgen. Ze hebben het vaak te druk. Net als hun ouders, trouwens.
Het is een kwaal van wel meer gezinnen. Als ouder wil je je kind alle kansen geven. Voor je het goed en wel beseft, zit het op voetbal, volgt het muziekles of dansen, leert het zwemmen en krijgt het bijles wiskunde. Als je als ouders dan ook nog eens allebei werkt, blijft de kroost bijna elke dag in de naschoolse opvang. Waar de kinderen huiswerk maken en een extra sport- en spelaanbod krijgen. Is er eens een middag de tijd voor, dan trek je met de kinderen graag naar het museum, de film of een theatervoorstelling. Quality time, weet je wel.
Veel concrete cijfers zijn er niet, maar de trend lijkt duidelijk: kinderen hebben minder ‘vrije tijd’ dan vroeger. Tijd waarin ze écht vrij kunnen spelen: zonder toezicht doen wat ze maar willen. Nochtans is spelen van onschatbare waarde. Het is niet levensnoodzakelijk, zoals eten of drinken, vertelde neurowetenschapper Louk Vanderschuren toen ik bij hem langs ging voor een interview. Maar je wordt er wel ongezond van als je niet of niet genoeg speelt.
Sommige wetenschappers, zoals de Amerikaanse psycholoog Peter Gray (Boston College), brengen een tekort aan vrij spel en een overvolle agenda zelfs in verband met de stijging van het aantal jongeren met psychische problemen, zoals depressie of verslaving.
Spelend leren kinderen allerlei vaardigheden die in de volwassen wereld essentieel zijn. Flexibel omgaan met nieuwe situaties, conflicten en problemen oplossen, samenwerken, risico’s nemen … Als je dat alles leert in een veilige omgeving waarin fouten maken mag, functioneer je later beter. Het lijkt erop dat het brein dankzij spelen groeit en betere verbindingen maakt. Antropologen geven aan dat in de jager-verzamelaarsgemeenschappen die zij bestuderen, kinderen vrijuit mogen spelen. De hele tijd. Deze kinderen zijn bij de slimste, gelukkigste, best samenwerkende en meest veerkrachtige kinderen die we ooit hebben gezien, klinkt het.
Onderzoek bij proefdieren zet langzaamaan deze observationele waarheden kracht bij met concretere bewijzen. Spelen lijkt de hersenen te veranderen. Te verbéteren.
Het onderzoek is nog pril. Het kan het beleid aansporen meer in te zetten op spelen, en straten, parken en pleinen toegankelijker, veiliger en leuker te maken voor kinderen. Ook de inrichting van het schoolplein kan bijdragen aan méér spelen en minder verveling. En wij, ouders, kunnen de vrije tijd van onze kinderen wat meer vrijwaren.
O ja, toen de kinderen hoorden dat ik aan de deur stond, mocht ik direct binnen. Want mama is een goeierik.
Mijn uitgebreide artikel over het belang van spelen lees je in het jongste nummer van Eos Psyche&Brein.