Wie veel beweegt in bed tijdens de droomfase van de slaap, loopt een hoger risico om dementie of parkinson te krijgen.
Iedereen beweegt in zijn of haar slaap. De spieren in je armen en benen spannen af en toe op, je slaat een arm uit of rolt om. Dat gebeurt niet of nauwelijks in de REM-fase van de slaap, het moment waarop je droomt. Dat lijkt logisch, stelt neuroloog Birgit Högl, die honderd gezonde mannen en vrouwen onderzocht in haar slaaplab. Als je je dromen echt zou gaan uitvoeren, zou je jezelf of anderen in gevaar kunnen brengen.
Alleen blijkt nu dat zowat zes op de honderd vijftigplussers wél vrij veel beweging vertonen in hun REM-slaap. Eerder onderzoek linkt die slaapstoornis aan neurodegeneratieve ziektes als parkinson en Lewy body-dementie. Die gaan gepaard met de ophoping van eiwitten in de hersenen.
Bijzonder is dat de slaapstoornis vaak tot tien jaar eerder opduikt dan de eerste symptomen van de ziekte. Ze kan dus van nut zijn bij preventieve screenings en behandelingen, zegt Högl. Haar recentste onderzoek biedt handvatten over hoeveel beweging in de slaap normaal is.