Wat zorgt ervoor dat een woord blijft bestaan of niet?
Charles Darwin vond inspiratie voor zijn evolutietheorie in vogelsnavels, reuzenschildpadden en taal. ‘Het overleven of behouden van bepaalde woorden in de strijd om het bestaan is natuurlijke selectie’, schreef hij in The Descent of Man in 1871.
Taal verandert geleidelijk in de loop van de tijd. Veel onderzoek bestudeert hoe sociale en omgevingsfactoren taalverandering beïnvloeden, maar er zijn maar weinig studies die zich bezighouden met de krachten van menselijke cognitieve selectie om bepaalde woorden vast te leggen in het lexicon. En dat is nu net wat een uitgebreide nieuwe studie, gepubliceerd in de Proceedings of the National Academy of Sciences USA, onderzocht.
In een experiment dat veel weg had van een telefoonspelletje lazen duizenden deelnemers Engelstalige verhalen en herschreven ze die, waarna die gelezen werden door andere deelnemers, die ze weer herschreven voor anderen. Alleen bepaalde woorden uit de eerste verhalen bleven bewaard in de uiteindelijke versies. Onderzoekers analyseerden de woordsoorten waar sprekers consequent de voorkeur aan gaven en stelden dat zulke voorkeuren taalverandering stimuleren. De wetenschappers analyseerden ook afzonderlijk twee grote verzamelingen van Engelse historische teksten uit de afgelopen twee eeuwen, die meer dan 40 miljard woorden bevatten. Ook hier zagen ze dat alleen bepaalde woordsoorten overleefden.
De resultaten laten drie eigenschappen zien die woorden een ‘evolutionair voordeel’ geven door hen te helpen te blijven hangen in de hersenen. Ten eerste zijn woorden die op jonge leeftijd worden geleerd (zoals ‘hand’, ‘oom’ of ‘vandaag’) stabieler. Ook concrete woorden blijven beter hangen dan abstracte: ‘hond' blijft langer hangen dan 'dier', dat langer blijft hangen dan 'organisme'. Ten slotte blijven emotioneel spannende woorden – of ze nu negatief of positief zijn – meestal langer hangen.
Vroege taal-evolutiemodellen gingen ervan uit dat taal in de loop van de tijd steeds complexer wordt. Maar Fritz Breithaupt, cognitiewetenschapper van Indiana University Bloomington en co-auteur van het onderzoek, zegt dat het nieuwe onderzoek een recentere theorie ondersteunt dat taal uiteindelijk efficiënter en makkelijker te begrijpen wordt. Dat betekent niet dat de Engelse taal babypraat is, stelt de studie. ‘Ja, we verschuiven naar eenvoudige taal, maar we behouden ook de complexe taal die we nodig hebben’, legt Breithaupt uit. Nieuwe woorden met betrekking tot de fijne kneepjes van het moderne leven, kunnen deze verschuiving enigszins compenseren.
De voorgestelde trend naar ‘eenvoudiger’ taal is controversieel. John McWhorter, taalkundige van Columbia University, is het min of meer eens met de resultaten van het onderzoek over de evolutionaire voordelen binnen taal. Hij plaatst echter vraagtekens bij de implicaties voor de algehele efficiëntie van het Engels – een taal die volgens hem zaken bevat zoals ‘onnodig complexe’ grammaticale overblijfselen. ‘Er zijn ongeveer vijf manieren om de toekomst aan te geven in het Engels’, vertelt hij. ‘Ik heb medelijden met iedereen die er niet mee is opgegroeid en het wil leren.’
Hoofdauteur van de studie, Ying Li, psycholoog aan de Chinese Academie van Wetenschappen, van wie het Engels niet de moedertaal is, merkt op dat het Engels in het verleden een nog verwarrender grammatica had. Li veronderstelt dat McWhorter ‘meer zou klagen als hij 800 jaar terug in de tijd zou reizen.’