Verwachtingen bepalen slaagkansen therapie

21 januari 2016 door Eos-redactie

Nederlands onderzoek toont aan dat de verwachtingen van een patiënt met depressieve klachten en de band met de therapeut een rol spelen in de effectiviteit.

Psychologische behandelingen bij mensen met depressieve klachten slaan niet altijd aan. Nederlands onderzoek toont aan dat de verwachtingen van de patiënt en de band met de therapeut een rol spelen in de effectiviteit.

Mensen met depressieve klachten hebben meer aan cognitieve gedragstherapie en mindfulness based cognitieve therapie als ze hoge verwachtingen hebben van het behandelresultaat. De cliënten zetten zich meer in en maken de therapie vaker af. Dat blijkt uit een studie door Evelien Snippe en collega’s van the School for Mental Health and Neuroscience aan de Universiteit Maastricht en the Interdisciplinary Center Psychopathology and Emotion Regulation aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het lijkt de onderzoekers een goed idee dat therapeuten bij de keuze van de behandelvorm rekening houden met de verwachtingen die cliënten hebben van de therapieën. De behandeling kan ook beter aanslaan als therapeuten verwachtingen van mensen verhogen, al is dat niet altijd mogelijk of wenselijk, bijvoorbeeld bij pessimistisch ingestelde mensen.

Cognitieve gedragstherapie, waarbij mensen negatieve gedachten vervangen door meer realistische en behulpzame gedachten, bleek ook effectiever wanneer cliënten de therapeutische alliantie als goed ervoeren. Dat is de mate waarin cliënt en therapeut het eens zijn over de behandelingsdoelen en -taken, en de mate waarin de cliënt vindt dat de therapeut hem of haar waardeert. Het lijkt daarom goed dat de therapeut de doelen en taken samen met de cliënt bepaalt, aldus de onderzoekers. Voor mindfulness based cognitieve therapie geldt dit niet. Waarschijnlijk is dat omdat de therapeutische band bij gedragstherapie sterker is aangezien de therapeut meer vraagt naar persoonlijke problemen. Ook kan iemand de therapeutische alliantie als beter ervaren wanneer de behandelingstechnieken goed aansluiten bij de klachten of wanneer de behandeling vroeg aanslaat.

Snippe en collega’s waren bij de eersten om te onderzoeken waarom mindfulness based cognitieve therapie werkt. Die bestaat voornamelijk uit mindfulness-meditatie en yoga-oefeningen, om te focussen op de ervaringen van het moment zelf, bijvoorbeeld de adem. Wanneer de aandacht afdwaalt moet de cliënt ze terugbrengen zonder dat afdwalen te veroordelen. Zo wordt geleerd niet op sombere gevoelens te reageren door te piekeren. Die techniek lijkt volgens het onderzoek inderdaad de stemming van de cliënt te verbeteren, maar dat was niet voor alle proefpersonen en de sterkte van de verbeterde stemming verschilde ook. Het waarom is nog niet duidelijk.

Volgens de onderzoekers sluit een mindfulnesstraining mogelijk goed aan bij mensen wiens depressieve gevoelens sterker worden door piekeren. Gedragstherapie zou beter werken bij mensen wiens depressieve gevoelens sterker worden door inactiviteit en beperkt sociaal contact. Meer onderzoek is nog wel nodig. (tn)