Over een strafschop kun je uren discussiëren, en zowel voetballiefhebbers als tv-analisten doen dat ook gretig en vaak. Terwijl het in essentie zo eenvoudig lijkt: je moet alleen maar vanop kleine afstand en ongehinderd door directe tegenstanders de bal in een doelvlak van zo’n 18 m2 trappen. Waarbij het enige obstakel, de keeper, bovendien op 11 meter afstand moet blijven staan. En toch geraakte Lionel Messi op het recentste WK niet voorbij de doelman van nota bene IJsland. Dit seizoen knalden Zlatan Ibrahimovic en Kevin De Bruyne een penalty zelfs respectievelijk over en naast het doel. Hoe kan dat?
Omdat bij een strafschop het hoofd – stress, omstandigheden… – minstens zo belangrijk is als de benen, hoor je vaak. Maar klopt dat ook wetenschappelijk? Een team verbonden aan de Universiteit Twente deed alvast een opmerkelijk onderzoek. Daarbij werd de hersenactiviteit bij het nemen van een strafschop gemeten. Niet in een labo maar, en voor het eerst, op een voetbalveld. 22 proefpersonen namen een penalty in variabele omstandigheden: naar een leeg doel, met en zonder een doelman die hen psychologisch probeerde te beïnvloeden, met en zonder een beloning als ze scoorden, enz. Daarbij droegen ze een soort koptelefoon die toeliet hun brein te peilen met een spectroscopietechniek (fNIRS, functional near-infrared spectroscopy).
Presteren onder druk
‘We ontdekten’, zegt onderzoeksleider dr. Nattapong Thammasan, ‘dat spelers die erin slaagden onder druk te scoren, de taakgerichte hersenzones activeerden. Met name de motorisch cortex.’ Wat niet meer dan logisch is, geeft hij toe, want bewegen is nu eenmaal een van de belangrijkste elementen in het loop-en-trapproces. Het interessante zit hem in het verschil met die proefpersonen die onder dezelfde druk hun penalty misten: ‘Bij hen was de prefrontale cortex de meest actieve zone.’ Het gebied dat samenhangt met lange termijndenken, beslissingen nemen en impulsbeheersing, dus. ‘Zij dachten meer na over de gevolgen van een eventuele misser, wat hun prestatie nadelig beïnvloedde.’
Een bevestiging van het buikgevoel over het hoofd en de benen, met andere woorden, maar Thammasan kijkt verder: ‘Je zou deze fNIRS-technologie ook proactief kunnen gebruiken om spelers in het algemeen beter te laten presteren onder druk. En – waarom niet? – ook bij anderen bij wie dat meespeelt, zoals hersenchirurgen.’