Waarom mannen zich beter kunnen oriënteren dan vrouwen

07 december 2015 door Eos-redactie

Mannen en vrouwen gebruiken andere hersengebieden wanneer ze zich in een ruimte moeten oriënteren.

Mannen gebruiken andere hersengebieden wanneer ze zich in een ruimte moeten oriënteren.

Noorse onderzoekers vroegen zowel mannen als vrouwen om een virtueel oriëntatiespel te spelen. Ze kregen daarvoor een 3-bril op hun neus waardoor ze de indruk hadden zich in een groot doolhof te bevinden. Door middel van een joystick konden ze zich in het doolhof voortbewegen.

Ze mochten eerst een uurtje oefenen om het doolhof wat te leren kennen. Daarna kregen ze 45 zoekopdrachten waarvoor ze telkens 30 seconden de tijd kregen. Ze moesten bijvoorbeeld een geel autootje vinden waarbij ze telkens vanop een andere plek in het doolhof moesten starten. Terwijl ze de taken uitvoerden, werden fMRI-beelden gemaakt van hun hersenen.

Uit de resultaten bleek dat de mannen 50 procent meer taken volbrachten dan de vrouwen. Uit de fMRI-beelden werd duidelijk dat mannen bij de taken vooral hun hippocampus gebruikten, terwijl vrouwen vooral een beroep deden op hun frontale hersengebieden. Mannen stapten daardoor vaker in een bepaalde windrichting, terwijl vrouwen eerder routes volgden langs herkenningspunten zoals winkels, wat een minder flexibele strategie bleek te zijn.

De onderzoekers probeerden in een ander onderzoek de ene helft van een groep vrouwen een handje te helpen door een beetje testosteron onder hun tong te druppelen. Daardoor gebruikten ze hun hippocampus inderdaad meer dan de andere helft vrouwen die geen testosteron kregen toegediend en hadden ze ook een beter zicht op de vormgeving van het doolhof. Helaas vertaalde zich dat niet in betere prestaties. (ev)