De overheid en experts doen er alles aan om ons correct gezondheidsadvies te geven. Toch hebben sommige mensen meer vertrouwen in influencers, zoals bekende sporters. Historicus Jon Verriet onderzocht hoe dat komt.
Matig je alcoholgebruik, hou de voedingsdriehoek in je achterhoofd en breng wekelijks wat tijd in de natuur door. Het zijn gezondheidsadviezen van de overheid die ons allen bekend in de oren klinken, maar geregeld wel eens aan de laars worden gelapt. Tijdens de coronacrisis stelde de overheid adviezen op over wat we wel en niet mochten in het kader van onze eigen gezondheid, en werkte ze de vaccinatiecampagne uit. Hoewel haar tips en maatregelen hoofdzakelijk voortkwamen vanuit expertise, is het geen geheim dat een deel van de bevolking soms sceptisch keek naar de adviezen. Nederlands onderzoeker en historicus Jon Verriet van de Radboud Universiteit onderzocht in zijn proefschrift de manier waarop expertise rond gezondheid wordt gerepresenteerd in de samenleving. Hij vroeg zich hierbij af hoe het komt dat officiële campagnes slechts gematigd succesvol zijn, maar adviezen van bekende Nederlanders, zoals ex-wielrenster Leontien van Moorsel, het wel goed doen.
Er is een publiek en complex debat over wat gezond leven nu net inhoudt, en veel verschillende stemmen krijgen de mogelijkheid om hieraan deel te nemen. Volgens Verriet is die discussie niet enkel van deze tijd. In zijn proefschrift focust hij zich op de naoorlogse geschiedenis van leefstijladvies in Nederland. Hij spitst zich toe op enerzijds de wetenschappelijke experts die minder autoriteit begonnen te genieten op het gebied van gezondheid, en anderzijds de opkomst van beroemde atleten die ook een stem kregen in het gezondheidsdebat. ‘Je hebt traditionele experts die zich beroepen op wetenschappelijke bevindingen en kennis uit boeken, terwijl opkomende experts eerder ervaringsdeskundigen zijn. Zij beroepen zich op hun lichaam voor expertise en claimen dat dit, naast de wetenschap, ook een waardevolle bron van kennis is’, aldus Verriet.
‘Door de opkomst van televisie en internet zijn er meer informatiebronnen, die elkaar ook nog eens tegenspreken. Burgers weten niet meer wat betrouwbaar is’
Voor het eerste deel van zijn proefschrift dook Verriet in het archief van het Nederlands Voorlichtingsbureau voor Voeding, een organisatie die gesubsidieerd werd door de overheid. De organisatie verspreidde na de Tweede Wereldoorlog gezondheidsadvies en spoorde de bevolking aan om te sporten. Zijn duik in het archief toonde aan dat interne stafleden vragen hadden over de doeltreffendheid van het bureau. De organisatie had er moeilijkheden mee om haar boodschap over te brengen aan bepaalde groepen, zoals migranten en de arbeidersklasse, en kreeg haar advies met moeite geïmplementeerd. Ze moesten namelijk opboksen tegen de machtige voedselindustrie die andere belangen had. Omdat haar gewenste impact op de samenleving uitbleef, besloot ze meer in te zetten op de emancipatie en verantwoordelijkheid van het individu zelf.
Volgens Verriet komen vanaf de jaren ’70 en ’80 bovendien meer kritische stemmen aan bod in de media van activistische en feministische groepen die zich verzetten tegen adviezen van traditionele experts om af te vallen. Er was namelijk een cultuur ontstaan die slankheid idealiseerde, en een gezond lichaam werd beschouwd als iets dat je kon bereiken indien je maar de juiste keuzes maakte. ‘De activisten gaven aan dat ze leden onder het stigma in de samenleving rond dikheid en verzetten zich tegen de visie van traditionele experts’, legt Verriet uit. Een kleine groep artsen stond hen bij en relativeerde het strikte advies van collega’s omtrent een gezonde levensstijl. Het publiek werd op die manier blootgesteld aan tegengestelde visies van deskundigen over gezondheid. ‘De Nederlandse samenleving, maar ook de Belgische, is nadien alsmaar meer gemediatiseerd. Door de opkomst van televisie en internet zijn er meer bronnen van informatie, die elkaar ook nog eens tegenspreken. Voor burgers is het hartstikke moeilijk om nog wegwijs te geraken uit de vele gezondheidsadviezen die rondgaan. Ze weten niet meer wat betrouwbaar is en wat niet.’ Dat er enige vorm van wantrouwen heerst en burgers het gezondheidsadvies van de overheid niet klakkeloos overnemen, zagen we ook tijdens de pandemie. ‘Je zag dat een deel van de bevolking niet meer wist wie of wat nog te vertrouwen, al was dit ook afhankelijk van de sociale groep waartoe ze behoorden. Bij mensen met een universitaire opleiding was het wantrouwen beperkt’, legt Verriet uit. Ook Ilse Van Diest, professor gezondheidspsychologie aan de KU Leuven, merkte wantrouwen op tijdens de coronaperiode. ‘Er is een verhoogde emancipatie en individualisering, wat waarschijnlijk ook maakt dat burgers steeds meer voor zichzelf beginnen denken.’
Nieuw soort waarheidsclaim
In diezelfde naoorlogse periode kwam volgens Verriet een nieuw type gezondheidsexpert naar voren: de atleet. Zowel het lichaam als de sportprestatie van de atleet bewijzen namelijk het succes van hun fitte levensstijl, wat hen de ultieme ervaringsdeskundigen maakt. Magazines gebruikten die atleten vanaf de jaren ’60 steeds meer in de commerciële promotie van gezondheid. In zijn proefschrift bestudeert Jon Verriet de carrière van Leontien van Moorsel. Zij transformeerde de laatste jaren van wielrenster naar befaamde gezondheidscoach en food-influencer. Ze hoefde hier niet voor in de wetenschapsboeken te duiken, maar gebruikt het eigen lichaam als middel om als ervaringsdeskundige over gezondheid te kunnen spreken. Ook andere bekende atleten of sportieve beroemdheden krijgen op die manier een betekenisvolle stem in het debat, worden gehoord en zijn succesvol. ‘De rode draad in mijn proefschrift is dat op basis van het lichaam een nieuwe soort waarheidsclaim mogelijk is geworden die veel impact kan maken. Vlak na de oorlog waren traditionele experts oude witte mannen die zichzelf niet meteen presenteerden als iemand met een erg gezonde levensstijl. We zien nu dat zij technieken van nieuwe experts overnemen en zich ook beginnen profileren als ervaringsdeskundigen. Ze verspreiden bijvoorbeeld eerst wetenschappelijke kennis over de voordelen van het coronavaccin, en plaatsen nadien een foto online waarop ze het vaccin zelf laten zetten. Ze tonen hiermee: ‘wij doen dit ook’, vult Verriet aan. Ook volgens Van Diest kan het daadwerkelijk verschil maken als je advies krijgt van iemand waar je op een bepaalde manier naar opkijkt. ‘Wanneer preventiecampagnes op school bij jongeren worden gebracht door peers die een bepaald aanzien genieten of populair zijn, worden ze meer doeltreffend dan wanneer ze worden gebracht door leraren. Het is mogelijk dat die trend zich ook voordoet bij volwassenen. Wanneer een bekende Vlaming waar je affiniteit voor voelt advies geeft over hoe hij zijn levensstijl heeft veranderd, kan dit meer losmaken dan simpelweg advies van de overheid’, zegt Van Diest.
‘Als je in een schimmelend huis woont en twee jobs uitoefent, ga je niet ’s avonds nog een yoga-matje uitrollen om te ontspannen’
Al die ontwikkelingen en de opkomst van nieuwe soorten experts hebben volgens Verriet mede geleid tot het complexe en hedendaagse debat rond gezondheid. ‘Het is positief dat er meer democratische tegenspraak is op het gebied van gezondheidsadvies, maar een keerzijde van de medaille is wel dat het makkelijker wordt om foute informatie te verspreiden. Het lijkt alsof we moeten accepteren dat er in onze samenleving hoe dan ook foutieve gezondheidsinformatie in het debat aanwezig zal zijn’, zegt Verriet. En zijn conclusie over de gezondheidsvoorlichting van de laatste 70 jaar? Die is volgens Verriet weinig succesvol gebleken. ‘Gezondheid en inkomen correleren in Nederland en België sterk met elkaar. Als vooral burgers met een lage sociaal-economische status ongezond zijn, ligt de oorzaak waarschijnlijk ergens anders. Als je in een schimmelend huis woont en twee jobs uitoefent, ga je niet ’s avonds nog een yoga-matje uitrollen om te ontspannen. In een land waar gezond eten aantoonbaar duurder is dan ongezond eten, is voor die groep de maaltijdkeuze snel gemaakt.’ Ook volgens Van Diest bereik je met gezondheidscampagnes vooral de groep die het advies het minst nodig heeft. ‘Het zijn net leden uit de moeilijk bereikbare groep met een lager inkomen die vaker lijden aan chronische ziekten en vroeger sterven.’ Ze vult nog aan dat informatie geven alleen niet voldoende is om tot gedragsverandering te leiden: ‘de meesten zijn wel goed op de hoogte van wat het inhoudt om gezond te eten en gematigd te drinken. De vraag is vooral: hoe kunnen we die gewoontes in de praktijk brengen?’