Overtreffen Steiner en Freinet de traditionele scholen? En welke onderwijsmethode is de beste? Pedagoog Pedro De Bruyckere kent de antwoorden.
1. Er bestaat een wildgroei in het onderwijs, van traditionele tot diverse methodescholen. Hoe maak je daar een keuze tussen?
Pedro De Bruyckere: Het onderwijsaanbod is nog veel heterogener is dan doorgaans wordt gedacht. Behalve klassieke scholen is er een rijk aanbod in het methodeonderwijs: Steiner, Freinet, Dalton, jenaplan, Montessori, enzovoort. Maar ook binnen die schoolsystemen kunnen er soms grote verschillen zijn. Als je morgen zelf een school wilt oprichten, kan dat perfect, gezien de grondwettelijke vrijheid van inrichting van onderwijs. Belangrijk is om na te gaan of een school gezond met zorg bezig is. Een goede school heeft een leerlingvolgsysteem. Als er iets scheelt, bijvoorbeeld taalachterstand, wordt het opgemerkt. Kinderen worden aangesproken op wat ze kunnen en niet kunnen.
2. Vallen progressieve boven traditionele scholen te verkiezen?
Een goede school moet vooral een duidelijke visie en structuur hebben. Dat zorgt voor voorspelbaarheid en rust in het hoofd van de jongeren. Wélke visie, progressief of traditioneel, is van ondergeschikt belang. Kijk naar de landen die in elk vergelijkend onderzoek het best scoren inzake onderwijs. Aan de ene kant heb je het progressieve Finland, aan de andere kant het zeer traditionele Zuid-Korea. Ze scoren allebei even goed. Neem twee scholen met visies die dag en nacht van elkaar verschillen – een strenge, conservatieve school versus de meest progressieve methodeschool – en het is best mogelijk dat ze allebei een prima beoordeling krijgen. De methode lijkt er minder toe te doen. Wat die scholen met elkaar gemeen hebben, is een zeer gedreven directie en team van leerkrachten, met een visie die ze consequent toepassen. Meer heb je niet nodig voor een goede school.
3. Hoe zit het met methodescholen?
Ook methodescholen hebben doorgaans een duidelijke visie en gedreven leerkrachten. Maar ik wil niet veralgemenen, gezien de grote onderlinge verschillen tussen dergelijke scholen. Zo is in Nederland laatst de discussie rond Sudbury-scholen hevig opgeflakkerd. Die scholen heb je ook in Gent en op enkele andere plaatsen in Vlaanderen. Ze behoren tot het collectief thuisonderwijs en de leerlingen hebben er alle touwtjes in handen. Als een kind beslist om de hele dag computerspelletjes te spelen, dan is het zo. Alleen blijkt dat meestal niet bij één dag te blijven. (lacht) Het principe is mooi, maar in de praktijk lijkt het toch niet optimaal te werken. Methodescholen zijn over het algemeen meer kindgericht en kun je vergelijken met zweeppartijen in de politiek: ze gaan een paar stappen verder en daardoor dwingen ze de traditionele scholen om na te denken over hun werkwijze. Veel van wat oorspronkelijk alleen in methodescholen aan bod kwam – kringgesprekken, werken in aparte hoeken – zie je de laatste jaren massaal opduiken in de traditionele scholen.
4. Kun je veel misdoen bij de keuze van de basisschool voor je kind?
Nee, wat het basisonderwijs betreft zijn de onderlinge verschillen qua prestaties relatief klein tussen scholen, terwijl die in het secundair veel groter zijn. Handig om weten is dat de verslagen van de schoolinspectie open en bloot online staan. Daar krijg je het antwoord op enkele belangrijke vragen. Welke evaluatie krijgt een school? Hoe zit het met de professionalisering? Is het verloop groot? Zo ja, dan kan dat een negatief effect hebben op de schoolresultaten. Met de reputatie van een school moet je uitkijken. Die blijft soms twintig tot dertig jaar dezelfde, terwijl het er al helemaal kan veranderd zijn. Naar het huiswerkbeleid kijken is ook aan te bevelen. Is er een visie op huiswerk? Hoeveel huiswerk krijgen leerlingen mee en wanneer? Als ze drie uur aan hun huistaken moeten besteden, kan een school moeilijk volhouden dat ze het kind centraal stelt.
5. Hoe belangrijk schat u sport en spel op school in?
Speelruimte is belangrijk. Kies voor een school die een goede reputatie heeft wat betreft voldoende bewegen en spelen. Het positieve effect van elke dag sport en spel staat buiten kijf. En zeven uur zitten per dag is te veel, daar is iedereen het over eens. Maar je moet ook niet overdrijven. Een kwartier lichaamsbeweging per dag is genoeg. Er moet ook een goed evenwicht zijn tussen gestructureerd en vrij spel. Het eerste om regels te leren, het tweede om ze toe te passen. Vergeet ook niet dat onderwijs meer is dan leren alleen, vrienden maken is minstens even belangrijk. Daar kunnen sport en spel een cruciale rol bij spelen.
6. Is de sfeer op school belangrijk?
Ja, vooral die tussen directie en leerkrachten. De directie heeft een grote invloed op de sfeer in een school. Een goede directie is er één die, samen met haar team van leerkrachten, een visie uitstippelt en ervoor zorgt dat iedereen één lijn trekt. Dat zul je iets vaker zien in methodescholen, omdat hun visie doorgaans duidelijker is en dus makkelijker communiceerbaar.
7. Waarom moet oriëntering al in de kleuterklas beginnen?
Omdat een kind daar al leert kiezen en de gevolgen van zijn of haar keuze moet dragen. Het leert zo nadenken waarom het iets wel of niet graag doet. Kijk bij de schoolkeuze naar de interesses van je kind en probeer uit te zoeken welke school daar het best bij aansluit. Om een goede keuze te maken voor het secundair onderwijs, is de inbreng van de klassenraad van groot belang. Die kan inschatten wat leerlingen aankunnen en waar hun interesses liggen. In het secundair maak je zogezegd keuzes op latere leeftijd, maar kiezen begint al vanaf je twaalfde. Daarom is oriëntering zo belangrijk. Er zijn steeds meer bronnen die je hierbij kunnen helpen. Een website als onderwijskiezer.be geeft per richting aan hoeveel kans je hebt om te slagen voor de verschillende studies in het hoger onderwijs. Overigens blijkt uit onderzoek dat bepaalde TSO-richtingen een betere voorbereiding vormen op hoger onderwijs dan ASO.
8. Geeft wetenschappelijk onderzoek uitsluitsel over welke de beste onderwijsmethode is?
Nee, dat kan je niet onderzoeken. Een vergelijkende test tussen klassieke en methodescholen, bijvoorbeeld, is moeilijk omdat je niet kunt randomiseren door ouders hun kind tegen hun zin naar een bepaalde school te laten gaan. Je moet opletten voor vertekende resultaten. Zo hebben leerlingen in methodescholen meestal zeer betrokken ouders, wat in verhouding tot hogere studieresultaten leidt. Dat laatste blijkt uit een studie die vorig jaar in New Yorkse scholen werd uitgevoerd. Om een tipje van de sluier te lichten over de beste onderwijsmethode moet je kijken naar het duurste onderwijsonderzoek ter wereld, dat nochtans erg weinig bekend is. ‘Follow Through’ is een studie waarbij 372.000 leerlingen gedurende tien jaar werden gevolgd en negen verschillende soorten aanpak waren verenigd in één school. Dit onderzoek toonde aan dat het ‘teacher led’-model of directe instructie de enige methode is die werkt op alle vlakken. Maar in dit geval gaat het wel om een specifiek model van directe instructie: doelgericht, met de klemtoon op nadenken, stap voor stap, met veel aandacht voor het monitoren en opvolgen van de leerlingen. Deze methode blijkt de enige te zijn die de kenniskloof tussen sterke en zwakke leerlingen verkleint. Hetzelfde onderzoek laat zien dat zelf ontdekkend leren een van slechtste correlaties heeft met de resultaten in het hoger onderwijs, terwijl directe instructie tot een van de beste correlaties leidt.