Vijftig jaar geleden zette Neil Armstrong voet op de maan. 'We weten veel over de technologie die de maanlanding mogelijk maakte, maar weinig over de psychologie', vindt psycholoog Richard Wiseman. Hij sprak daarom met de mensen achter de maanlanding.
Begin jaren 1960. De Amerikaanse raketten gaan amper honderdvijftig kilometer de hoogte in, om vervolgens terug te keren. “We gaan naar de maan!”, verklaart een van zelfvertrouwen blakende president Kennedy. En niet zomaar ooit eens, maar nog voor het eind van het decennium. “Niet omdat dat makkelijk zal zijn, maar (…) omdat we deze uitdaging willen aanvaarden, niet willen uitstellen en van plan zijn te winnen.”
En warempel, op 21 juli 1969 spreekt Armstrong de wereldberoemde woorden ‘One small step for (a) man, a giant leap for mankind’ en ziet de hele wereld de Stars and Stripes boven het maanoppervlak.
“Het is het verbazingwekkendste voorbeeld van menselijk succes”, vindt de Britse professor en psycholoog Richard Wiseman. We zien elkaar in de stampvolle zaal De Rode Hoed in Amsterdam, waar hij zopas een schare wetenschappers en journalisten heeft toegesproken over het belang van wetenschapscommunicatie. Dat hij daar wel kaas van heeft gegeten, bewijzen zijn populaire YouTube-video’s, waarin hij goocheltrucs ontmaskert, en zijn bestsellers.
Nu combineert hij in een nieuw boek het verhaal van de maanlanding met de psychologie van succes. “We weten veel over de technologie die de maanlanding mogelijk maakte, maar weinig over de psychologie.”
Voor uw boek ging u praten met de mensen op de grond. Waarom niet met de astronauten?
“Astronauten zijn heel andere mensen. Ze gingen door een streng selectieproces, hadden meestal een militaire achtergrond en kwamen uit de middenklasse. In mission control zaten jongens die gemiddeld 21 jaar oud waren toen ze voor het Apolloprogramma begonnen te werken. De meesten waren boerenzonen en de eersten in hun familie om te gaan studeren. Het meest bijzondere aan hen was hoe weinig bijzonder ze waren. En toch konden ze dit bereiken.”
Waarom koos men dit soort mensen voor zo’n belangrijke opdracht?
“Vooraf werd wel met anderen, met meer ervaring, gesproken. Maar zij zeiden meteen ‘Dat is onmogelijk! We gaan het niet eens proberen’. De jongeren geloofden erin, ze waren gepassioneerd. En: ze wilden onderdeel zijn van een team. Ze wilden iets dóén, niet iemand zijn. Nederigheid is belangrijk als je succes wil boeken.”
“Je zorgt ervoor dat je gecoverd bent en naar iemand anders kunt wijzen als er een fout gebeurt. We nemen niet langer verantwoordelijkheid, maar schuiven die af”
Passie en je ego opzij zetten: is dat iets wat jonge mensen meer hebben dan ouderen?
“Toen in elk geval wel. Als kind lazen ze allemaal sciencefictionstrips waarin raketten naar de maan vlogen. Ze dachten dat het kon, en niemand had hen ooit verteld hoe moeilijk dat wel was.”
“En die teamspirit … Er is dat fantastische moment vlak voor de landing. De deuren van mission control gingen op slot en de directeur zei: ‘We liepen hier binnen als een team, en we zullen hier buitengaan als een team. Als we vandaag een collega verliezen, dan verliezen we als team. Niemand zou vandaag die last op z’n schouders mogen voelen.’ Iedereen sprak over hoe fantastisch het team was. Ze deden dit niet voor zichzelf, maar voor het land. Een groot verschil met vandaag. In tijden van Twitter en Facebook laten we de wereld vooral weten hoe fantastisch we zelf zijn. We willen als individu vooruitkomen, niet langer als team iets bereiken.”
Zou het vandaag nog kunnen dat jongeren zoveel verantwoordelijkheid en vertrouwen krijgen?
“Nee, we hebben die houding totaal niet meer. Stel je voor dat je land een gigantisch project zou lanceren, waar zijn reputatie mee staat of valt. En het huurt daarvoor een hoop 21-jarigen in. Dat gaat echt niet gebeuren.”
“Vandaag gaan we ook anders om met verantwoordelijkheid. Je zorgt ervoor dat je gecoverd bent en naar iemand anders kunt wijzen als er een fout gebeurt. We nemen niet langer verantwoordelijkheid, maar schuiven die op anderen af. Uit angst om te falen, denk ik. En angst om je baan te verliezen. Terwijl iedereen, bedrijven inclusief, fouten moet zien als kansen om iets te leren.”
De Apollo 1 werd een grote mislukking: het ruimtetuig vloog in brand en drie astronauten stierven. Waarom gaven ze het niet op?
“Sommigen deden dat wel: ze gingen naar huis en kwamen nooit meer terug. Maar de meesten gingen door. Ze beseften dat die drie mannen anders voor niets gestorven zouden zijn. En het was een keerpunt. Vanaf dat moment namen ze hun verantwoordelijkheden meer serieus. Ze trokken er lessen uit. De mindset veranderde. Er heerste een ‘go fever’.”
Een beetje pessimisme is cruciaal om te slagen, schrijft u.
“Er bestaan meerdere soorten pessimisme. De pessimist waar je gewoonlijk aan denkt, meent dat alles verkeerd zal lopen, dat het zelfs de moeite niet loont om het te proberen. Ik breek in mijn boek een lans voor defensief pessimisme. Je denkt na over wat er mis zou kunnen gaan en wat je daaraan kunt doen. Ik noem het een pre-mortem-onderzoek. Je simuleert dat je hebt gefaald en je bedenkt daar allerlei oorzaken voor. En vervolgens de oplossingen. Tijdens mijn lezing daarnet had ik een tweede computer bij me, ik had reserve-slides en een tweede pak speelkaarten achter de hand, omdat ik wist dat ik die misschien nodig zou hebben om mijn praatje te redden. Als ik te optimistisch zou zijn, zou ik ervan overtuigd zijn geweest dat de lezing prima zou verlopen. En als ik dan halverwege toch de mist in was gegaan, had ik geen enkele uitweg gehad.”
“De mission controllers namen risico’s, maar ze werden nooit roekeloos. Een heleboel dingen liepen verkeerd, maar ze waren daarop voorbereid en daarom werd het een succes. Tegelijk mag je niet te ver gaan in pessimistisch denken. Als je rekening wil houden met elk mogelijk rampscenario, word je paranoïde.”
U pleit ervoor om verantwoordelijkheid te nemen voor je fouten. Moeten we de schuld dan altijd bij onszelf leggen? En is het ook je eigen schuld als je niet succesvol bent?
“Nee. Je moet niet denken dat je verantwoordelijk bent voor ál je fouten. Soms spelen er krachten waar je geen controle over hebt. Je mag evenmin gaan denken dat het in je DNA zit om te falen. Wat vandaag verkeerd liep, lukt morgen vast wél. Zeker als je leert uit je fouten.”
“Sociale media maken dat vandaag lastig. Het lijkt alsof jij de enige bent die fouten maakt, want Facebook en Instagram staan vol met verhalen over succes. Iedereen doet aan zelfcensuur en laat mislukkingen niet zien. Het is belangrijk om te beseffen dat niemand écht zo’n Instagram-leven heeft.”
“De schrijver Dale Carnegie maakte er een gewoonte van elke avond een dommigheid te noteren die hij had begaan, en hoe hij die de volgende dag zou kunnen voorkomen. Dat is een geweldig idee. Uiteindelijk heb je een dik boek vol met fouten. Als je je fouten gaat zien als een springplank voor verandering, werkt dat heel inspirerend.”
Moet iedereen wel een verheven doel bereiken? Sommige mensen zijn best gelukkig met een rustig, middelmatig bestaan en hebben geen behoefte aan extra stress en werkdruk.
“Niemand onder ons zal naar de maan gaan, natuurlijk (lacht). Maar we hebben er allemaal baat bij om onze relatie, onze carrière, onze gemeenschap of de wereld naar een hoger plan te tillen. Ik wil met mijn boek de boodschap geven dat er meer mogelijk is dan je denkt. Als je al opgeeft nog voor je begint, dan zal je zeker falen.”
Wat is volgens u de belangrijkste vaardigheid voor een succesvolle mindset?
“Het geloof dat je het kunt. En vooral: passie. Die was bij de mannen van mission control overheersend. Ze klopten allemaal onbetaald overuren. En nu, vijftig jaar later, praten ze nog even gepassioneerd over die missie als toen.”
“Passie, geloof in jezelf en de perfecte balans tussen optimisme en pessimisme: daar draait het om”
“Je passie mag natuurlijk geen obsessie worden. Je identiteit mag niet samenvallen met slagen of falen in dat ene doel. Een passie moet nog altijd meer plezier, opwinding en inspiratie bezorgen dan stress.”
U raadt iedereen aan om passie te vinden in zijn of haar baan. Maar sommige banen zijn toch gewoon saai?
“Misschien vind jij een bepaalde baan saai, maar is die voor iemand anders juist fascinerend. Het gaat vooral om betekenis geven. Je stelt je de vraag: ‘Wat voor goeds doe ik?’ Stel dat je in een supermarkt werkt – wat ik deed toen ik achttien was. Dan kun je bedenken dat het contact dat je met de klant hebt misschien het enige is dat die man of vrouw die dag zal hebben. Dan word je baan erg betekenisvol.”
“Ik was ooit op een conferentie over de stiptheid van treinen. Het was enorm saai: het ging de hele tijd over technische details en software. Toen stond iemand op en zei: ‘Dit gaat niet over treinen die op tijd rijden, maar over een vrouw die haar moeder in het ziekenhuis wil bezoeken e het bezoekuur mist omdat de trein te laat is. Dit gaat over elk kind dat een schooldag mist. Plotsklaps werd de conferentie betekenisvol. Dat besef verandert mensen.”
Welke hedendaagse missie kunnen we vergelijken met de maanmissie van de jaren 1960?
“Ik denk dat er niks vergelijkbaars is op het moment. Natuurlijk zijn klimaatverandering of de daklozenproblematiek enorm belangrijk. Maar die spreken veel minder tot de verbeelding. Bovendien leven we in een veel individualistischer samenleving: iedereen wil gewoon zijn eigen leven leiden.”
En Mars?
“Misschien. Eerlijk gezegd: ik heb er geen flauw idee van of dat realistisch is.”
Wil je vandaag als ‘gewone sterveling’ een hoger doel bereiken, is dat dan makkelijker of moeilijker dan in de dagen van de maanlanding?
“Oh, dat is zeker moeilijker geworden. Toen kon je bij iemand aankloppen, je passie laten spreken en plotseling uitgekozen worden voor een baan. Dat wil niet zeggen dat dat nu onmogelijk is, ook zonder ervaring of diploma. Dat is de boodschap van mijn boek. Zelfs als alles tegen jou pleit, heeft het weinig zin je zorgen te maken. Het is makkelijk om het op te geven. Ga naar buiten en probeer het gewoon.”