Drie twintigers met een migratieachtergrond getuigen over hun ervaringen met racisme op school. De jongeren geven aan dat ze berispt werden voor gedrag dat ze niet stelden, geconfronteerd werden met vooroordelen over hun ouders en werden uitgescholden voor 'neger' of gevraagd terug te keren naar ‘hun land’.
De jongeren roepen scholen en lerarenopleidingen op om hun verantwoordelijkheid te nemen. Ik geef de jongeren gelijk wanneer ze stellen dat we meer inspanningen kunnen doen om het welzijn van alle leerlingen te beschermen.
Het thema is belangrijk omdat de getuigenissen geen alleenstaande feiten zijn en een groter probleem in onze maatschappij illustreren. Uit cijfers van de JOP-monitor in 2013 blijkt dat 43 procent van de twaalf- tot dertigjarige Vlaamse jongeren met een migratieachtergrond zich minstens één keer gediscrimineerd heeft gevoeld en bijna 30 procent een paar keer tot vaak. Discriminatie wordt vooral op basis van nationaliteit, religie, huidskleur en taalachtergrond ervaren. Ook jongeren zonder migratieachtergrond voelen zich gediscrimineerd, maar de cijfers liggen aanzienlijk lager met respectievelijk 10 en 5 procent van de jongeren die eenmalig of vaak discriminatie ervaren.
Tegengesteld aan overtuigingen
We sussen ons als maatschappij met het idee dat we niet mogen overdrijven, dat het vroeger erger was. Dat is niet alleen weinig ambitieus, het is ook niet per se waar. In 1999 publiceerde Mark Elchardus (VUB) de resultaten van een grootschalig waardenonderzoek bij laatstejaars secundair onderwijs waaruit bleek dat 11 procent van de jongeren zichzelf racist noemt. In 2008, tien jaar later, bleek dat in cijfers van de JOP-monitor nog maar voor 7 procent van de 14 tot 18-jarigen te gelden. 16 procent, echter, twijfelt. Dat kan wijzen op een daling, maar evengoed is het sociaal wenselijker geworden om aan te geven niet racistisch te zijn, terwijl het feitelijke racisme constant is gebleven.
Ook als manifest racisme op zijn retour zou zijn, is daarmee het probleem niet opgelost. “Racisme op school is geen deel van een donker verleden,” schreef lerares Engels en columniste Lola Okolosie onlangs in The Guardian, “het verbergt zich in klaarlichte dag in de vorm van institutioneel racisme." We zijn er ons niet van bewust, maar we discrimineren. Onterechte negatieve associaties, structurele drempels en ongewild kwetsende mopjes sluipen geruisloos in ons denken en handelen. Ook in het mijne.
Nieuwe onderzoekstechnieken zoals impliciete associatietesten, praktijktesten en videogebaseerd onderzoek brengen steeds overtuigender in kaart hoe de meeste mensen onbewust discrimineren. Confrontatie met de cijfers veroorzaakt stress omwille van de cognitieve dissonantie: ons gedrag is tegengesteld aan onze overtuigingen. En net daarom wordt er vaak fel gereageerd op getuigenissen van racisme of wetenschappelijke bewijzen van discriminatie. De dissonante stemmen worden verdacht gemaakt en afgeschreven als ideologisch geïnspireerd en de realiteit nog even onder de mat geveegd. Een wetenschapper kan dus niet simpelweg bevindingen communiceren en verwachten dat mensen daar automatisch mee aan de slag gaan.
Als we écht werk willen maken van een school zonder racisme, is moed van alle betrokken partijen nodig om ten eerste het probleem te erkennen en ten tweede samen verantwoordelijkheid te nemen voor het uitwerken van structurele oplossingen. Niet de rotte appels, maar vooral de diepe wortels moeten eruit.
Verschenen in De Morgen, 4 september 2017