Onlangs lanceerde het Belgische Geneplaza een applicatie die onze seksuele geaardheid zou moeten bepalen. Lever een DNA-sample in en kom erachter voor hoeveel procent je hetero- en homoseksueel bent, claimde de app. De app werd uitgebracht vlak na het verschijnen van een grote wetenschappelijke studie naar de erfelijkheid van homoseksualiteit in het tijdschrift Science.
Het internationale team wetenschappers van de studie, onder andere van de Harvard University en Amsterdam Universitair Medische Centra (UMC), onderzocht het DNA van bijna een half miljoen mensen. Ze gingen op zoek naar mogelijke verschillen van één letter in het DNA tussen proefpersonen met én zonder homoseksuele ervaringen. De onderzoekers vonden vijf van zulke verschillen die samengaan met homoseksualiteit. Toch verklaarden die samen voor minder dan één procent de verschillen tussen de homoseksuele en heteroseksuele vrijwilligers.
How gay are you?
Conclusie? Deze genetische factoren voorspellen niet of iemand al dan niet homoseksueel is. Daarnaast zijn er nog een boel andere genen die van invloed zijn op homoseksualiteit. De auteurs van de Science-studie waren dan ook niet blij met de app How Gay Are You en vroegen Geneplaza om hem te verwijderen. Dat is inmiddels gebeurd.
Hét homo-gen bestaat dus niet, zoals eerder werd gedacht. Homoseksualiteit is wel erfelijk, maar omgevingsfactoren spelen ook een rol. Welke factoren zijn er dan nog meer bekend die bijdragen aan de verschillen tussen homo- en heteroseksualiteit?
Van brein tot baarmoeder
Laten we beginnen met ons brein. Bekend neurobioloog Dick Swaab (emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam) ontdekte bijvoorbeeld eind jaren tachtig dat de suprachiasmatische nucleus (SCN) bij homoseksuele mannen bijna twee keer zo groot was als bij heteroseksuele mannen. In dit hersengebied huist onze biologische klok. Volgens Swaab beslist dit hersengebied nog niet op welk geslacht iemand valt, maar gaat het om een verband tussen seksualiteit en de grote van het hersengebied.
Een andere studie uit 2013 (Brock University, Canada) liet zien dat het hebben van een oudere broer de kans op homoseksualiteit met maar liefst 38 procent verhoogt. Hoe dat kan, is onduidelijk. Mogelijk maakt moeder een soort antistoffen aan tegen jongens die de ontwikkeling van volgende kinderen beïnvloeden.
Dan zijn er nog enkele onderzoeken die suggereren dat stress en roken tijdens de zwangerschap de kans op homoseksualiteit zouden vergroten. Toch zijn daar amper replicatiestudies naar gedaan en vallen die resultaten dus te betwisten. Ook bij de hypothese dat blootstelling aan testosteron in de baarmoeder de oorzaak is van homoseksualiteit worden een hoop vraagtekens geplaats.
Zijn er dus oorzaken van homoseksualiteit? Zoals zo vaak in de psychologie speelt genetisch aanleg een rol, maar allerlei zaken uit je omgeving ook. Een combinatie van genetische en omgevingsfactoren bepaalt dus je seksualiteit. Echte voorspellende factoren zijn er in ieder geval niet. Een DNA- of ander soort test die bepaalt voor hoeveel procent je heteroseksueel bent, zal er zeer waarschijnlijk nooit komen.