Zijn wij wel gemaakt om monogaam te zijn?

Eén partner, je leven lang. Zit dat monogame ideaal in de mens ingebakken of is het een cultureel gegeven? Alternatieve relatievormen maken opgang. ‘Onze voorouders deden aan seriële monogamie.’

‘Veertien jaar lang heb ik een monogame relatie gehad. Al die tijd moest ik vechten tegen een gevoel dat ik niet kon uitleggen. Anderen zeggen dat ze enkel van hun partner houden, maar dat heb ik nooit gekund’, vertelt de polyamoreuze Gunter (40). Hij ontdekte de term polyamorie pas twee jaar geleden. ‘Ik ben getrouwd, maar werd verliefd op iemand anders. Mijn vrouw kwam erachter en toen hebben we een goed gesprek gehad. We hadden wel eens van open relaties gehoord, maar zijn verder gaan zoeken en kwamen bij polyamorie uit.’ Sindsdien heeft Gunter twee andere relaties gehad met toestemming van zijn vrouw, die er zelf ook voor openstaat. ‘Je moet er wel open over kunnen praten. Communicatie is heel belangrijk.’

Gunter is niet de enige. Een op de vier Nederlandse jongeren ziet een open relatie wel zitten en 13 procent staat open voor polyamorie, zo blijkt uit een steekproef van EenVandaag onder 2.500 16- tot 34-jarigen. Van de Belgen heeft zelfs twee derde geen bezwaar tegen polyamorie volgens de Grote Seksenquête van Knack en Le Vif. Datingapp Feeld, waar ook open minded koppels terechtkunnen, zit in de lift. Toch wijkt maar een kleine minderheid af van de traditionele relatievorm: niet meer dan drie procent van de Belgen is polyamoureus, blijkt uit diezelfde Seksenquête. Het aantal mensen dat naast één vaste liefdespartner wel andere seksuele contacten heeft, ligt iets hoger. Uit het rapport-Rutgers, waaruit wij al voor de publicatie cijfers konden opvragen, blijkt dat in Nederland maar 0,8 procent meer dan één liefdespartner heeft.

De meeste mensen in een relatie binden zich dus aan een exclusieve partner. Zijn we van nature zo monogaam of wordt ons dat opgelegd door culturele normen?

Grote ringvinger, meer testosteron

Monogamie is al miljoenen jaren oud. Dat leiden evolutionair biologen onder meer af uit het verschil in lichaamsgrootte tussen mannen en vrouwen. Bij dieren die polygaam zijn, is dat verschil relatief gezien groter dan bij monogame dieren. Die mannetjes moeten namelijk groot en sterk zijn om met andere mannetjes voor de vrouwtjes te vechten en hun genen door te geven, waardoor het mannelijke nageslacht ook relatief groot wordt. Bij monogame dieren speelt dat mechanisme niet, waardoor mannetjes en vrouwtjes ongeveer even groot zijn. Dat laatste geldt ook voor de mens: mannen wegen gemiddeld gezien maar 15 procent meer dan vrouwen, terwijl de promiscue gorillamannetjes dubbel zo zwaar kunnen worden als de vrouwtjes.

Een keur aan relatievormen

Monogamie

Je hebt één exclusieve liefdes- en sekspartner.

Open relatie

Dit lijkt misschien een parapluterm voor verschillende vormen van niet-monogame relaties. In de praktijk wordt de term vooral gebruikt voor een relatievorm waarin beide partners seks mogen hebben met anderen, maar het de bedoeling is om gevoelens uit de weg te gaan.

Polygamie

Een huwelijksvorm waarbij één partner getrouwd is met meerdere partners. Dat kunnen mannen zijn die meerdere vrouwen hebben (polygynie) of vrouwen met meerdere mannen (polyandrie). In de biologie worden die begrippen ook gebruikt voor dieren die seks hebben of samenleven met meerdere parters.

Polyamorie

In een polyamoreuze relatie is het toegestaan om naast seks ook liefdesrelaties te hebben met meerdere partners. Dat kan op verschillende manieren: in een hiërarchische polyamoreuze relatie heb je één hoofdpartner en daarnaast een of meer andere relaties waar je minder belang aan hecht. In egalitaire polyamoreuze relaties zijn alle partners gelijk, bijvoorbeeld in de vorm van een drie- of vierhoeksverhouding.

Swingen

Stellen hebben seks met andere stellen of doen aan partnerruil.

Dat verschil in lichaamsgrootte nam bij de voorouders van de H­omo sapiens geleidelijk af. ‘Op basis daarvan hebben we lang gedacht dat monogamie ontstaan is bij de Homo habilis, zo’n twee miljoen jaar geleden’, vertelt professor emeritus gedragsbiologie Mark Nelissen (Universiteit Antwerpen). ‘Inmiddels denken we dat monogamie nog ouder is. Dat kunnen we afleiden uit de handen van onze voorouders. Bij mannen is de ringvinger over het algemeen iets groter dan de wijsvinger. Dat heeft te maken met de hoeveelheid testosteron waaraan de foetus in de baarmoeder is blootgesteld.’

‘Bij monogame apen en de mens is het verschil tussen de twee vingers vrij klein, bij niet-monogame apen is dat verschil groter. Zij hebben meer testosteron nodig om voor een vrouwtje te vechten. Bij de mensachtigen van het geslacht Australopithecus is dat verschil in vingerlengte al 3,5 miljoen jaar geleden zodanig klein geworden, dat zij vermoedelijk al monogaam leefden.’

Kindermoord

Monogamie bood toen veel evolutionaire voordelen, vervolgt Nelissen. ‘In de loop van de menselijke evolutie werd het brein, en dus ook de schedel, groter. Dat leverde problemen op tijdens de bevalling, want het geboortekanaal kon niet blijven meegroeien. Om de geboorte soepeler te laten verlopen, werd de baby eerder geboren. Zo’n pasgeboren baby heeft veel zorg nodig. Als de vader nog bij de moeder is en meehelpt, stijgen de overlevingskansen van het kind.’

Daarnaast bood de aanwezigheid van de vader ook bescherming tegen kindermoord. ‘Bij dieren die in groepen leven, komt het weleens voor dat de mannetjes de jongen van een ander mannetje doden, in de hoop dat zij het vrouwtje in kwestie kunnen bevruchten en hun eigen genen doorgeven. Als de v­ader bij de moeder bleef, kon hij die infanticide helpen voorkomen.’

Voor een mannetje heeft monogamie nog een derde voordeel: zekerheid over het vaderschap. Als het vrouwtje alleen met hem paart, weet hij immers zeker dat hij zijn genen heeft doorgegeven.

Toch was die monogamie anders dan we relaties vandaag meestal opvatten: tot de dood ons scheidt. Die vorm van monogamie komt bijna bij geen enkel dier voor. Ook niet bij onze voorouders, aldus Nelissen. ‘Waarschijnlijk kenden zij eerder een soort seriële monogamie. Vader en moeder bleven net zolang samen totdat ze een of twee kinderen in leven hadden gehouden. Dat duurde zo’n zes à zeven jaar. Daarna kon een man weer bij een andere vrouw kinderen verwekken.’

Een op de vier Nederlandse jongeren ziet een open relatie wel zitten

Naast de evolutionaire voordelen van monogamie, circuleren er nog andere verklaringen voor de opkomst van dit relatiemodel. Toen niet-monogame mensen in grote groepen bij elkaar gingen wonen, werd het risico op seksueel overdraagbare ziektes te groot. Monogamie zou dus een beschermingsmechanisme tegen ziektes zijn geweest, stelden onder meer Amerikaanse wetenschappers in 2016 in het vakblad Nature Communications.

Een andere hypothese is gekoppeld aan het ontstaan van landbouw. Voor die tijd zouden we meerdere partners hebben gehad. Daar kwam een einde aan toen we onze eigendommen moesten verdedigen en in aparte huizen gingen wonen, is de redenering.

Hoewel monogamie veel ouder is dan de landbouw, zijn die hypotheses niet helemaal verkeerd. ‘De levenslange monogamie die wij nu kennen, heeft daar misschien haar oorsprong gevonden, als een culturele onderstreping van een biologisch gegeven’, zegt Nelissen.

Monogame woelmuisjes

Onderzoek naar dat biologische gegeven richt zich al decennialang op verschillende soorten woelmuizen. De prairiewoelmuis staat erom bekend heel monogaam te zijn. De paartjes blijven zelfs hun hele leven lang bij elkaar en verzorgen samen hun jongen. De graslandwoelmuis is dan weer heel promiscue. Amerikaanse onderzoekers vonden dat het brein van de prairiewoelmuis veel meer receptoren voor het hormoon vasopressine (ADH) bevat. Graslandwoelmuizen die genetisch gemodificeerd waren om meer vasopressinereceptoren aan te maken, vertoonden minder promiscue gedrag.

Hoe zit dat bij mensen? ‘Natuurlijk spelen er nog andere factoren mee. Maar ook bij ons is vasopressine een hormoon dat mee bepaalt hoe trouw je aan een partner bent’, zegt Nelissen. ‘Sommige mensen hebben meer receptoren voor vasopressine in specifieke hersengebieden. Daardoor heeft het hormoon meer effect, wat het gedrag meer in de richting van monogamie duwt.’

Monogame woelmuizen hebben meer receptoren voor het hormoon vasopressine. Ook bij de mens speelt dat hormoon een rol bij partnertrouw.

Hoewel monogamie veel voordelen biedt, waren ook onze voorouders hun partner niet volledig trouw. Vreemdgaan heeft namelijk ook evolutionaire voordelen, vertelt Nelissen. ‘Vrouwen plegen overspel om betere genen voor hun kinderen te verkrijgen. Mannen doen het om kinderen bij een andere vrouw te verwekken zonder dat ze ervoor moeten zorgen.’ Toch is er een risico voor  voor beide partijen: een man kan kiezen voor zijn minnares, waardoor zijn inbreng in de opvoeding verloren gaat. Voor mannen was het risico nog groter: zij riskeren tijd en moeite te investeren in een kind dat niet hun genen draagt. ‘Om dat te verhinderen, is jaloezie ontstaan. Die emotie zet partners ertoe aan om voortdurend te zoeken naar signalen die erop wijzen dat de ander vreemdgaat. En als dat zo is, ontploft de bom.’

Impulscontrole

Tegenwoordig heeft vreemdgaan vooral nadelen, zegt universitair hoofddocent sociale psychologie Tila Pronk (Tilburg University). ‘Voortplanting is al lang niet meer het hoofddoel van relaties. Vanuit psychologisch oogpunt is vreemdgaan heel risicovol: het is een grote inbreuk op het vertrouwen, leidt vaak tot intense negatieve emoties en kan het einde van de relatie betekenen. Maar dat geldt niet voor iedereen. Sommige koppels zijn in staat om een doorstart te maken.’

Pronk onderzocht waarom mensen vreemdgaan. ‘Vaak gaat er iets aan vooraf. Een ongelukkig gevoel over de relatie of over jezelf. Als je van elkaar vervreemdt, komt er ruimte voor anderen. Maar ook in gelukkige relaties komt vreemdgaan voor. In dat geval speelt impulscontrole een belangrijke rol: als een partner minder goed weerstand kan bieden tegen de verleiding van aantrekkelijke mensen, dan is er een grotere kans dat die vreemdgaat.’

Wie vreemdgaat in de 21ste eeuw, doet meestal zijn best om juist geen kinderen te verwekken. Het risico om andermans kinderen op te voeden wordt daardoor een stuk kleiner. Maar de jaloezie verdwijnt niet. Om die reden gelooft Nelissen niet in niet-monogame relatievormen. ‘Dat zijn culturele afspraken. Ondanks de openheid zullen de biologische drijfveren vroeg of laat toch opspelen.’

Spanning versus veiligheid

Zijn polyamoreuze relaties dan echt gedoemd om te mislukken? Pronk staat er minder negatief tegenover. ‘Ieder mens verlangt naar een stukje spanning in de liefde. Wanneer je je seksueel aangetrokken voelt tot iemand, verkeert je lichaam in een gespannen, nerveuze staat. Sommige mensen vinden dat prettiger dan anderen. Er zijn ook mensen die veel meer behoefte hebben aan veiligheid en stabiliteit. Dat zit deels in ons, maar hangt ook af van de gezinssituatie waarin je bent opgegroeid en je ervaringen in eerdere relaties. Als een ex-partner je bedrogen heeft, word je waarschijnlijk onveiliger gehecht in de liefde en is spanning in een volgende relatie minder belangrijk. Een prettige relatie kan je ook weer een helende ervaring geven.’

Behoefte aan spanning wakkert de behoefte aan een niet-monogame relatie aan

Behoefte aan spanning wakkert de behoefte aan niet-monogame relatievormen aan, maar waarom lukt dat bij de een beter bij de ander? ‘Je moet absoluut goed kunnen communiceren en open zijn tegenover je partner. In polyamoreuze relaties doen mensen dat vaak heel goed: ‘Hoe voelt dit voor jou?’ Voel jij je hier nog fijn bij?’ Mensen in open relaties hebben vaak de afspraak dat ze elkaar juist niks vertellen. Dat klinkt heel fijn, want je hoeft je partner niet te kwetsen. In de praktijk is het vaak de minst stabiele relatievorm, omdat er veel onduidelijkheid is en je niet weet wat je partner allemaal uitspookt.’

‘Een open relatie is bovendien makkelijker voor mensen die seks en liefde goed van elkaar kunnen scheiden. Als je die twee niet goed kan loskoppelen, is het misschien niet zo’n goed idee om eraan te beginnen.’

Hoewel de interesse in niet-monogame relaties lijkt te groeien, blijkt uit de cijfers dat de grote meerderheid nog altijd kiest voor monogamie. Hoe verklaart Pronk dat? ‘Een kwart van de Nederlandse jongeren ziet een open relatie wel zitten. Dat vind ik echt revolutionair. Ik ben benieuwd hoe zich dat ontwikkelt, maar ik denk dat steeds meer mensen andere relatievormen gaan uitproberen en omarmen.’