Zin en onzin van zittenblijven: ‘Vooral in het secundair onderwijs kan de psychologische impact ernstig zijn’

Een leerjaar overdoen, het klinkt logisch als je niet geslaagd bent. Maar welke gevolgen heeft zittenblijven op leerprestaties op de lange termijn, de doorstroming naar hoger onderwijs en de sociaal-emotionele ontwikkeling?

België telt een relatief hoog aantal zittenblijvers. In Europa staat ons land op de derde plaats in de lijst met meeste zittenblijvers in het basisonderwijs, en op de vijfde plaats voor het secundair. Van de vijftienjarige Belgische leerlingen heeft bijna een op de drie al minstens een jaar overgedaan.

Nochtans daalde het aantal zittenblijvers tussen 2010 en 2020 gestaag. Om tijdens de coronacrisis, waarbij de leerachterstand van heel wat leerlingen hand over hand toenam, plots weer in stijgende lijn te gaan. Maar nadien werd de dalende trend verdergezet, zij het in beperkte mate. Vandaag is zittenblijven nog altijd een gangbare praktijk in ons onderwijs. Onderzoek naar de gevolgen van zittenblijven op cognitief en psychosociaal vlak blijkt evenwel geen sinecure te zijn.

Volgens onderwijskundig onderzoeker Barbara Belfi (Maastricht University) gaan studies die voor- en nadelen van zittenblijven proberen te achterhalen, gebukt onder methodologische problemen. ‘Bijvoorbeeld: onmeetbare variabelen, geen dubbelblinde randomisatie en de onmogelijkheid om zuivere controlegroepen te vormen. Bij onderzoek naar de positieve en negatieve gevolgen van zittenblijven is er voorlopig nog veel onbekend, omdat de effectiviteit ervan moeilijk te meten is.’

Zittenblijven is volgens Belfi een interventie waarvoor vaak te makkelijk wordt gekozen en die niet langer als evident kan worden beschouwd, maar veeleer in vraag moet worden gesteld. Aan de andere kant vindt ze dat zittenblijven een motivator kan zijn. ‘Voor leerlingen, voornamelijk in het secundair onderwijs, die minder goed hun best doen, kan het een stok achter de deur zijn. Daar staat tegenover dat een jaar overdoen mogelijk een negatieve impact heeft op het zelfbeeld van zittenblijvers. In het slechtste geval heeft het gevoel dom of minderwaardig te zijn een blijvend effect voor de rest van hun schoolcarrière.’

Vaker gepest

‘En dan is er nog de vraag waarmee een leerling in het secundair onderwijs die een B-attest krijgt het meest voordeel doet’, vervolgt Belfi. ‘Zittenblijven of heroriëntatie, bijvoorbeeld van ASO naar BSO. In dat laatste geval zijn de effecten veel dramatischer dan een jaar overdoen. Eens je bent afgestroomd, is het veel moeilijker om weer op te klimmen.’

Timo Van Canegem, doctor in de Sociologie (UGent), verricht onderzoek naar de effecten van zittenblijven in samenwerking met Mieke Van Houtte en Jannick Demanet, die allebei als professor verbonden zijn aan de vakgroep Sociologie (UGent). Tal van studies, zo stelt Van Canegem, schetsen samen een veeleer negatief beeld van de effecten van zittenblijven. ‘Al moet hierbij wel worden opgemerkt dat de context van een school waarschijnlijk van invloed is op de onderzoeksresultaten. Maar los daarvan lijkt zittenblijven er niet toe te leiden dat de leerprestaties van leerlingen op de lange termijn verhogen. Zo hebben zittenblijvers drie tot zeven keer meer kans om het secundair onderwijs zonder een diploma te verlaten.’

‘In andere landen zie je dat bijspijkeren in plaats van zittenblijven zijn effect niet mist bij leerlingen die een leerachterstand hebben opgelopen’

‘Alles lijkt erop te wijzen dat zittenblijven niet doeltreffend is en zelfs schadelijke gevolgen kan hebben. In het secundair onderwijs heeft een leerjaar overdoen in het algemeen geen positief effect op de cognitieve leerprestaties, ook niet op langere termijn. Wat de sociaal-emotionele ontwikkeling van zittenblijvers betreft, blijkt uit ons onderzoek dat zittenblijvers minder zelfvertrouwen hebben en dat ze zich minder thuis voelen op school. Bovendien blijkt zittenblijven een negatieve impact te hebben op het sociaal netwerk van een leerling, omdat zittenblijvers minder vrienden hebben en ze vaker gepest worden.’

Zittenblijven is bovendien duur, aldus Van Canegem. Het kost de Belgische overheid jaarlijks naar schatting driehonderd miljoen euro. Voor gezinnen die het niet breed hebben, is zittenblijven een financiële aderlating. Hun kinderen moeten minstens een jaar langer op school blijven en kunnen in het beste geval pas een jaar later gaan werken.

Sociale ongelijkheid

Een aantal studies bevestigt niet het negatieve beeld dat over zittenblijven wordt geschetst, betoogt pedagoog Pedro De Bruyckere. Hij verwijst aan de ene kant naar een meta-analyse van de Nieuw-Zeelandse onderzoeker John Hattie, die zittenblijven als ‘de slechtste interventie’ in scholen bestempelt, en aan de andere kant naar de kritiek van bepaalde wetenschappers op de kwaliteit van heel wat onderzoek naar zittenblijven.

‘Een van de bezwaren luidt dat bepaalde factoren niet worden meegenomen in de studies’, verduidelijkt De Bruyckere. ‘Voorts wordt er niet altijd een onderscheid gemaakt tussen basis- en secundair onderwijs, terwijl het negatieve effect van zittenblijven kleiner zou zijn bij zes- tot twaalfjarigen dan bij twaalf- tot achttienjarigen. Hoe jonger de leerling is, hoe minder schadelijk een jaar overdoen lijkt te zijn. Vooral in het secundair onderwijs kan de psychologische impact van zittenblijven voor sommige leerlingen ernstig zijn. Vergeet niet dat middelbare scholieren in hun puberteit zitten en dat kan tot extra problemen leiden als ze moeten dubbelen. Maar het is ook mogelijk dat zittenblijven bij sommige leerlingen voor rust zorgt, omdat een aantal stressfactoren in de nieuwe klas wegvallen.’

De belangrijkste reden waarom zittenblijven volgens Hattie weinig zin heeft, is dat de leerling die het jaar overdoet, wordt onderworpen aan dezelfde leerstof en – doorgaans – dezelfde taken en vorm van lesgeven als het jaar voordien, terwijl hij of zij net ánder onderwijs nodig heeft. De eerste keer werkte het immers niet, zo merkt Hattie fijntjes op. Bovendien zou sociale ongelijkheid in de hand gewerkt of nog vergroot kunnen worden ten gevolge van zittenblijven. ‘Zo hebben leerlingen die tot een etnische minderheid behoren, dubbel zoveel kans om een jaar te moeten overdoen’, zegt Van Canegem.

Ongeloofwaardig

De Bruyckere stelt dat onder andere bijlessen en zomerscholen minder duur én meer doeltreffend kunnen zijn dan een jaar overdoen. ‘Bovendien vormen ze een effectieve maatregel tegen ongelijkheid. In andere landen zie je dat bijspijkeren in plaats van zittenblijven zijn effect niet mist bij leerlingen die een leerachterstand hebben opgelopen. Hierbij gaat het om kortlopende taal- of rekenprogramma’s. Individuele ondersteuning hoeft hierbij niet per se, met kleine groepjes van twee tot vier leerlingen gaat het ook prima.’

‘Ik pleit ervoor om scholen te verplichten via gerichte programma’s preventief de achterstand van zwakke leerlingen weg te werken. Dat gaat verder dan zittenblijven. Het is een kwestie van anticiperen op de lange termijn. Als je vroeg genoeg een tekort vaststelt, kun je ingrijpen en een minder sterke leerling meer kansen bieden. Ook in het onderwijs geldt dat voorkomen beter is dan genezen – lees: remediëren. Dat houdt in dat je de tekorten bij bepaalde leerlingen probeert weg te werken. De bedoeling is de niveauverschillen in de klas zo klein mogelijk te maken.’

Ook Wim Van den Broeck, hoogleraar onderwijs- en ontwikkelingspsychologie (VUB), is er voorstander van om eerst alles in het werk te stellen om zittenblijven zoveel mogelijk te vermijden en te voorkomen. Maar het kind met het badwater weggooien vindt hij heilloos. Als expert inzake methodologie van wetenschappelijk onderzoek heeft hij heel wat opmerkingen bij studies over zittenblijven. ‘Die studies zijn vaak niet goed uitgevoerd en met name ongeloofwaardig wat betreft de vergelijking tussen groepen van zittenblijvers en groepen van doorstromers.’

‘Men probeert daarbij leerlingen te vinden die niet bleven zitten, maar die zo vergelijkbaar mogelijk zijn met zittenblijvers, onder andere wat betreft hun cognitieve capaciteiten en voorgaande leerprestaties. Het probleem is vanzelfsprekend dat eerstgenoemde groep nauwelijks of niet bestaat. Zittenblijvers vormen een negatieve selectie, wat leidt tot een ernstige bias in de genoemde studies: men doet alsof de beide groepen vergelijkbaar zijn, maar ze zijn het niet.’

Zelf heeft Van den Broeck analyses verricht met betrekking tot zittenblijven in het basisonderwijs – waar je overigens het hoogste percentage zittenblijvers hebt – waarbij hij zich baseerde op een van de grootste datasets die er voorhanden zijn. Hierbij werden leerlingen over een lange periode gevolgd: van de derde kleuterklas tot het zesde leerjaar. ‘De resultaten liegen er niet om: als zittenblijvers doorheen de tijd opgevolgd worden, en ze op deze manier in feite hun eigen controlegroep vormen, waardoor de genoemde bias wel goed onder controle is, dan blijkt zittenblijven ook op de lange termijn grote positieve leereffecten te vertonen, alsook een gunstige impact op welbevinden.’

Zelfbeeld

De positieve effecten van zittenblijven, zo nuanceert Van den Broeck, zijn evenwel niet even groot voor alle types van leerlingen. Uitsluitend intelligentie heeft immers een invloed op de sterkte van de effecten. Onder andere geboortemaand, gender, sociaal-economische status, thuistaal en etnische groep spelen hierbij geen rol. ‘Hoe intelligenter een zittenblijver is, hoe positiever het effect. Voorts verkleint zittenblijven zowel het risico om een volgend leerjaar te moeten overdoen als de kans op doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs.’

Van den Broeck verwijst ook naar het Big-Fish-Little-Pond-effect (BFLP-effect) dat in 1987 door de Britse ontwikkelingspsycholoog Herbert W. Marsh werd geïntroduceerd. Dit effect voorspelt op robuuste wijze dat even capabele studenten een lager zelfbeeld hebben wanneer het gemiddelde vaardigheidsniveau van klasgenoten hoog is en vice versa. ‘Men mag dus verwachten dat een leerling die door een leerjaar over te doen beter presteert in vergelijking met de nieuwe klasgroep, een gunstiger welbevinden zal ervaren dan in de vorige klasgroep, waar dezelfde leerling minder goed presteerde dan zijn klasgenoten. De vergelijking met de directe referentiegroep – in dit geval de nieuwe klas − heeft meer impact dan die met de vorige klasgroep en het besef daar niet meer bij te horen.’

Een leerling die het jaar overdoet, wordt onderworpen aan dezelfde leerstof, taken en vorm van lesgeven als het jaar voordien. Terwijl hij of zij net ánder onderwijs nodig heeft

Van Canegem vindt deze gevolgtrekking niet gegrond. ‘Uit ons onderzoek blijkt zittenblijven net tot een lager zelfbeeld te leiden, wat erop wijst dat zittenblijvers zich eerder vergelijken met hun voormalige klas- en leeftijdsgenoten dan met hun huidige klasgenoten. Klaarblijkelijk gaat de BFLP-theorie niet op voor de non-cognitieve gevolgen van zittenblijven.’

Vergelijken is ook cruciaal bij de bevinding dat het positieve effect van zittenblijven groter wordt naarmate er in verhouding meer zittenblijvers in de school zijn, stipt Van den Broeck aan. ‘Indien je niet alleen bent als zittenblijver in de klas, kan dit ook worden ervaren als ondersteuning voor je eigen positie. Dit verklaart mee het positieve effect op het welbevinden, terwijl het positieve effect van zittenblijven op de leerprestaties eenvoudig kan worden toegeschreven aan het herhalingseffect.’

Samen tot aan de meet

Dat neemt niet weg dat Van den Broeck – net zoals De Bruyckere en Van Canegem overigens – de nadruk legt op intensieve remediëring als preventie van zittenblijven. En is een jaar overdoen onvermijdelijk, dan kan extra remediëring het positieve effect ervan nog versterken. ‘Heel wat zogenaamde alternatieven voor zittenblijven – bijvoorbeeld: voor sommige vakken de leerling laten aansluiten bij een hoger leerjaar – draaien uiteindelijk meestal ook uit op het verlies van een jaar. Voorts valt de echte kost van zittenblijven niet te berekenen, precies omdat je niet weet wat de kost zou zijn indien de leerling zou zijn overgegaan zonder voldoende basiskennis, en dus met een groot risico om dan vast te lopen.’

Een probate preventiemaatregel tegen zittenblijven was jarenlang taboe, namelijk herexamens. ‘Maar daar komt men stilaan van terug’, aldus De Bruyckere. ‘Leerlingen een tweede kans geven door ze opnieuw een examen te laten afleggen van een vak of vakken waarop ze een onvoldoende haalden, in plaats van ze zonder meer een leerjaar te laten overdoen, zou het aantal zittenblijvers sterk kunnen doen verminderen.’

Zittenblijven zoveel mogelijk vervangen door alternatieven die het individuele leerproces versnellen en verrijken: daarvoor pleit Belfi als coauteur van het boek Samen tot aan de meet. Alternatieven voor zittenblijven.Het centrale doel is om met een groep leerlingen samen tot aan de meet te gaan. Er zijn immers voldoende mogelijkheden om de kennis van leerlingen met een achterstand op het vlak van, bijvoorbeeld, wiskunde of taal bij te spijkeren. Zo kunnen hulpdocenten deze leerlingen buiten de klas individuele begeleiding geven. Ook bepaalde computersoftware kan hierbij van nut zijn. En wat is er thuis mogelijk? Misschien zijn er oudere zussen of broers die kunnen helpen.’

‘In de klas is peer-to-peercoaching, waarbij sterke leerlingen worden ingeschakeld om zwakke leerlingen te helpen, een doeltreffende methode om de leerachterstand van laatstgenoemde groep te verkleinen. Terwijl zwakke leerlingen extra worden ondersteund, voelen sterke leerlingen zich erkend, en door nog eens iets uit te leggen, begrijpen ze het bovendien zelf nog beter. Als dat allemaal lukt, is het dus een pure win-winsituatie. Maar soms zal dat niet het geval zijn en hebben ook andere alternatieven geen effect. Dan rest er helaas geen andere optie dan leerlingen een jaar over te laten doen.’

Dit artikel verscheen ook in Eos Magazine, met daarin een dossier over onderwijs.