Ruimte

'Aanvankelijk was ik niet zo geïnteresseerd in de zon'

Donderdag overleed de Nederlandse astronoom Kees de Jager op honderdjarige leeftijd. Eos zocht hem in 2010 op in de sterrenwacht Sonneborgh in Utrecht, waar hij ook een tijdlang directeur was. Hieronder enkele fragmenten uit het interview.

 

Kees de Jager woont sinds enige jaren opnieuw op Texel, het Waddeneiland waar hij is geboren. Wij ontmoeten hem in Utrecht, waar hij een lezing geeft over de zon en het klimaat op aarde, en vooral over het verband tussen die twee. ‘Ik wilde graag iets terugdoen voor de sterrenwacht. De toehoorders betalen voor mijn lezingen een kleine entreesom en ik doe het gratis, dus het helpt de directeur om rond te komen, naast de subsidies die hij ontvangt.’ De vroegere universiteitssterrenwacht Sonnenborgh, ondergebracht in een klein fort uit de zestiende eeuw, is nu een museum waar bezoekers enkele avonden in de maand nog naar de sterren boven Utrecht kunnen kijken. Voor De Jager was het lange tijd zijn thuis. Hij ontvangt mij op een zolder die als vergaderzaal is ingericht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog – zo vertelt de sterrenkundige niet zonder trots – zat hij hier een tijdje ondergedoken voor de Duitsers. ‘Samen met een studiegenoot woonde ik ruim twee jaar in de kelder van de sterrenwacht, tot we ruzie kregen en ik even op zolder ben gaan zitten.’

Wat kan een natuurkundestudent mispeuterd hebben dat hij moet onderduiken?

‘In 1943 had ik net mijn kandidatuursexamen natuurkunde gedaan toen er een aanslag gepleegd werd op de Duitsers. Door studenten van de universiteit, zo werd verteld. Enkele verdachte studenten werden naar concentratiekampen in Nederland gestuurd, en van de rest eisten de Duitsers een loyaliteitsverklaring. Wie niet tekende, werd opgepakt en als dwangarbeider naar Duitsland gevoerd. Tekenen wilde ik niet, maar ik wilde natuurlijk ook niet weggevoerd worden, dus dook ik onder. Van de toenmalige directeur van de sterrenwacht, een man die tijdelijk de Belgische zonnefysicus Marcel Minnaert verving want die was ook geïnterneerd, kregen we een klein kamertje in de kelder ter beschikking. Daar moesten we ons overdag schuilhouden. Pas na zes uur ’s avonds mochten we er even uit om in de keuken een potje te koken. Mijn vader had een sleutel en kwam ons een keer per week een voedselpakket brengen.’

‘Na een halfjaar samen in een klein kamertje zei mijn metgezel Hans Houtkamp dat hij niet meer op mijn gezicht kon kijken, dus ben ik tijdje op deze zolder gaan zitten. Twee weken later was de bui over en mocht ik weer bij hem intrekken. Eén ding is zeker: je moet wel erg goede vrienden zijn als je meer dan een jaar samen in een klein kamertje moet leven. Tot de oorlogswinter van ’44 hebben we daar samen gezeten. Omdat het toen geen zin meer had om onder te duiken – alle studenten werden opgepakt en naar Duitsland gebracht – ben ik me thuis gaan verstoppen, onder de planken vloer in de woonkamer. Maar dat onderduiken had uiteindelijk wel zijn voordelen, want we konden niets anders doen dan studeren. We hadden dus een geweldige voorsprong op de andere studenten.’

'Ik dacht dat er in ons zonnestelsel nog maar weinig spannends te ontdekken viel'

Hoe bent u eigenlijk het domein van de zonnefysica ingerold?

‘Dat is de verdienste van Marcel Minnaert. Toen ik in Utrecht natuurkunde studeerde en hem voor het eerst college hoorde geven, koos ik onmiddellijk voor sterrenkunde als afstudeerrichting. Maar dat is natuurlijk een breed domein. Aanvankelijk was ik niet zo geïnteresseerd in de zon. Er viel nog maar weinig spannends te ontdekken binnen ons zonnestelsel, dacht ik toen. Ik was meer geïnteresseerd in de grote vragen over de kosmos, over de mysteries in ons onmetelijke universum. Het zonnestelsel was gewoon te klein voor mij (lacht). Maar toen vroeg Minnaert – die toch een van de meest vooraanstaande zonnefysici was van de jaren 1920-1930 – me om een proefschrift over de zon te schrijven. Minnaert had de derde grootste spectrograaf ter wereld in zijn sterrenwacht staan. Dus het was toponderzoek.’

Wat voor iemand was Marcel Minnaert?

‘Hij was een ongelooflijk goed docent: hij kon de dingen heel eenvoudig en begrijpbaar uitleggen. Bovendien was hij een van de weinige docenten die erop stonden dat we correct Nederlands praatten – kenmerkend voor een Vlaming misschien? Maar Minnaert was ook een vreemd figuur met twee gezichten. Enerzijds was hij erg progressief: zo ging hij met een van zijn studentes samenwonen zonder dat ze getrouwd waren. Anderzijds was hij altijd heel formeel met zijn studenten. We moesten altijd antwoorden met ‘ja, professor, nee, professor’. Minnaert was trouwens geen marxist pur sang, al werd hij daar wel voor aangezien. Hij was eerder een anarchist. Van het idee van de klassenstrijd moest hij niets weten. Tijdens zijn colleges kwam hij soms met voorbeelden uit het dierenrijk aandraven: over dieren en planten die in perfecte symbiose met elkaar samenleven. Dan zag hij natuurlijk wel over het hoofd dat de meeste dieren elkaar gewoon opvreten. Misschien was Minnaert in die zin minder een man man de wereld.’

Hoe is de Bruggeling Marcel Minnaert eigenlijk in Nederland terechtgekomen?

‘Minnaert was een fervent flamingant, ook tijdens de Eerste Wereldoorlog. Toen de universiteit van Gent in 1916 door de Duitsers vernederlandst werd, waren er onder de Vlamingen te weinig docenten. Dus werd Minnaert, die eigenlijk van opleiding bioloog was, naar Leiden gestuurd om er natuurkunde te studeren. Na de Eerste Wereldoorlog werd hij veroordeeld voor collaboratie, hij was zogezegd een ‘activist’. Hij kon dus niet terugkeren naar België en is in Nederland gebleven. Pas eind jaren ’40 is hij voor het eerst teruggekeerd naar zijn vaderland, om in Antwerpen een lezing te geven. Maar zijn toespraak zinde de autoriteiten blijkbaar helemaal niet, en even snel als hij was gekomen, zat Minnaert weer op de trein naar Nederland.’

Hoe stond de wetenschappelijke kennis van de zon ervoor, toen u zestig jaar geleden aan uw carrière begon?

‘We wisten al heel wat over de zon. Maar na de jaren 1950 heeft men ontdekt hoe dynamisch en actief de zon wel is. Toen ik nog studeerde, dachten wetenschappers bijvoorbeeld dat een zonnevlam niet meer was dan een helder lichtpuntje van ongeveer 5.000 graden. Maar in de jaren ’60 ontdekte men met behulp van de eerste ruimtetelescopen dat zonnevlammen miljoenen graden warm kunnen zijn, wanneer ze in hun impulsieve fase verkeren, weliswaar. Want het moment van ontsteking van een zonnevlam duurt maar heel even. Ook ontdekte men toen hoe een zonnevlam ontstaat. Eerst circuleren er elektrische stromen van de grootte-orde van een biljoen ampère. Die stromen bewegen vrijelijk over het zonne-oppervlak en komen soms met elkaar in contact. Resultaat: een kortsluiting die een enorme ‘vonk’ afgeeft waarvan de energie vergelijkbaar is met een miljard Hiroshima-atoombommen. Kortom, in de laatste helft van vorige eeuw hebben we kunnen zien dat de zon helemaal geen statische lichtschijf is, maar een dynamische energiefabriek.’

'Ik ben een beetje schuldig aan de degradatie van Pluto tot dwergplaneet'

Begin jaren ’70 was u een tijd secretaris-generaal van de Internationale Astronomische Unie (IAU), die in augustus 2006 Pluto degradeerde tot dwergplaneet. Wat moet ik me bij deze vergaderingen voorstellen?

‘De IAU komt twee keer per jaar samen, om de vorderingen in het astronomie-onderzoek te bespreken en soms een nieuw ontdekte planeet een naam te geven. Op die vergaderingen gaat het er doorgaans erg rustig aan toe, we zijn allemaal collega’s, het is niet dat we elkaar in de haren vliegen omdat we het oneens zijn over een nieuwe naam voor een hemellichaam.

Pluto is gedegradeerd tot dwergplaneet op de vergadering in Praag. Daar ben ik een beetje schuldig aan, moet ik bekennen. Een halfjaar voor de bijeenkomst kreeg ik een brief van Karel van der Hucht, de Nederlander die toen secretaris-generaal was van de IAU. Hij schreef dat er ernstige meningsverschillen waren over Pluto. Ik heb hem toen teruggeschreven dat Pluto niet te klein is om een planeet te zijn, maar dat ze een baan heeft die niet stabiel is, want ze kruist de baan van Neptunus. Uiteindelijk is dat argument van een stabiele baan overgenomen in de nieuwe definitie van ‘planeet’. Tot grote verontwaardiging van de Amerikanen overigens, want Pluto is de enige planeet die door een Amerikaan ontdekt werd.’

Mist u op Texel het dagelijkse contact met de uw collega-wetenschappers niet?

‘Sinds zes jaar woon ik weer op het eiland. Ik moest mijn geliefde sterrenkijker hier achterlaten, en dacht alle contact met de wetenschap te verliezen. Maar toen heeft het Nederlands Instituut voor de Zee mij gevraagd om als klimaatonderzoeker advies te geven. Ik kreeg zelfs een klein kantoor op hun lab op Texel. Ik blijf dus actief. Bovendien kan ik dankzij e-mail collega’s uit de hele wereld bereiken. Dat je op een eiland woont, wil vandaag gelukkig niet zeggen dat je je afsluit van de rest van de wereld.’

 

BIO

Cornelis (Kees) de Jager (1921-2021) studeerde natuurkunde en sterrenkunde aan de universiteit van Utrecht. In 1952 promoveerde hij bij de beroemde Belgische zonnefysicus Marcel Minnaert op een proefschrift over het waterstofspectrum van de zon. Sinsdien beheerste het onderzoek naar de zon de wetenschappelijke carrière van De Jager. Hij werkte en woonde een groot deel van zijn leven in de sterrenwacht Sonnenborgh, in de binnenstad van Utrecht, waar hij ook tijdlang directeur was. Van 1970 tot 1973 was Kees De Jager secretaris-generaal van de Internationale Astronomische Unie, de vereniging van astronomen die over de naamgeving van nieuw ontdekte hemellichamen gaat. De Jager bleef op hoge leeftijd publiceren in wetenschappelijke vakbladen.

 

 

Dit is een bewerkte versie van een interview uit Eos, januari 2010.