Op 28 februari van dit jaar begon de Amerikaanse Marslander InSight zich de bodem in te hameren, maar dieper dan 35 centimeter is hij niet gekomen.
Het was de bedoeling dat de mol – een lange pen met warmtesensoren – een diepte van een meter of vijf zou bereiken, om te meten hoeveel warmte er uit het inwendige van de planeet Mars ontsnapt.
Om de diepte in te gaan heeft de mol wrijving nodig van de omringende grond. Zonder wrijving zorgt de terugslag van het hamermechanisme ervoor dat de pen op zijn plek blijft. Hij heeft dan simpelweg te weinig grip.
In een poging om een oplossing te vinden voor het probleem heeft NASA al in juni de standaard die ervoor moet zorgen dat de mol recht de grond in gaat verwijderd. Daarbij is vastgesteld dat zich een kleine krater rond de schacht van de mol heeft gevormd. Het vermoeden bestaat dat dit de reden is waarom de pen zo weinig frictie ondervindt.
Video onder: Hoe willen de ingenieurs van NASA de mol terug aan het graven krijgen?
Pogingen om dit gat te dichten met behulp van de robotarm van de Mars lander zijn mislukt. Er lijkt ter plaatse een ongeveer tien centimeter dikke korst van gecementeerd zand aan de oppervlakte te liggen, die te hard is om opzij te schuiven.
In overleg met het Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt (DLR) – de leverancier van de mol – wil NASA het nu over een andere boeg gooien. Men wil de robotarm de komende weken gebruiken om zijdelingse druk op de mol uit te oefenen, zodat deze alsnog genoeg grip krijgt om zich de bodem in te werken.
Mocht dat niets uithalen, dan zal nog worden geprobeerd om met de schep van de robotarm losliggend oppervlaktemateriaal in de krater te schrapen. Eigenlijk is die robotarm niet zo geschikt voor ‘zwaar’ werk. Vandaar ook dat niet is overwogen om hem te gebruiken om de mol – een van de belangrijkste onderdelen van de InSight-missies – dieper de grond in te duwen.