Missie geslaagd. Begin augustus landden NASA-astronauten Bob Behnken en Doug Hurley met de Crew Dragon-capsule in de Golf van Mexico. Het toestel is eigendom van SpaceX, dat als onderaannemer van NASA de twee naar en van het Internationaal Ruimtestation ISS bracht. Daarbij is de eerste commerciële ruimtemissie een feit. De slabakkende ruimtevaart – volgens critici is er sinds de maanlanding weinig belangwekkends gebeurd – kan eindelijk een nieuwe start nemen.
Eens de poort naar de ruimte voor ondernemers opengaat, liggen naast een shuttledienst naar het ISS tal van andere opdrachten in het verschiet: onderhoud van het ruimtestation of van satellieten, ontginning van hemellichamen of puur onderzoek, maar ook toerisme. Dat laatste krijgt vaak de meeste aandacht, maar waarschijnlijk zal het lang blijven bij even piepen in de ruimte. Toerisme volgt meestal als de échte business vaste grond onder de voeten heeft.
In het verleden was de industrie altijd nauw bij ruimtevaart betrokken. Ze was actief bij de bouw van raketten en satellieten, de ontwikkeling en levering van hard- en software, enzovoort. Spilfiguur van de ‘nieuwe’ commerciële ruimtevaart is Elon Musk, de sterke man achter SpaceX. Musk verovert de ruimte stukje bij beetje. Zo zette hij eerder met Google Starlink op, een project dat met twaalfduizend satellieten supersnel internet in elke uithoek van de wereld wil brengen. Ze worden in groepjes gelanceerd, wat af en toe een grappig schouwspel aan de horizon oplevert. Eind april passeerde rond tien uur ’s avonds zo’n treintje van zestig nieuwe Starlink-satellieten op weg naar hun vaste baan rond onze planeet.
Sinds de lancering van de eerste Spoetnik in 1957 stapelden de brokstukken zich in de ruimte op
Het doel van Starlink mag nobel zijn, niet iedereen vindt het leuk. Astronomen klagen over lichtvervuiling, wat hun werk bemoeilijkt. Ook het grote aantal satellieten roept vragen op. ‘Musk vult de ruimte met extra afval’, kopte een krant.
De historische vervuiling is natuurlijk niet zijn schuld. Sinds de lancering van de eerste Spoetnik in 1957 stapelden de brokstukken zich in de ruimte op. Daar zitten grote exemplaren bij, zoals rakettrappen, oude satellieten en raketschilden. Maar het gros is kleiner afval, tussen 1 millimeter en 10 centimeter lang. Naar schatting 130 miljoen individuele objecten circuleren boven onze hoofden. Ongeveer 26.000 daarvan, de grotere stukken, zijn geregistreerd.
De toestand is volgens sommige experts kritiek. De ruimtevaart, maar ook telecommunicatie en aardobservatie, lopen gevaar. Net als klimaatwetenschappers spreken ze van een point of no return, waarna de veiligheid in het gedrang komt. Ruimtevaartorganisaties werken aan oplossingen zoals satellieten die op puin jagen. Er zijn twee bestemmingen voor het schroot. Naar boven, in een aparte baan rond de aarde ver van meest afgelegen satellieten, of naar beneden de damkring in, waar het kan opbranden.
De private sector maakt zich ongetwijfeld op om een deel van het eigen materiaal op te ruimen. Je leest er over in de nieuwe Eos, te koop op www.tijdschriftenwinkel.be.
Foto: NASA