Zijn wij de laatste generatie die kan speculeren over de kans op buitenaards leven?
Telkens als er een nieuwe exoplaneet ontdekt wordt, dringt de vraag zich op: zou er daar ook leven zijn? Intelligent leven zelfs? De eerste exoplaneet werd waargenomen in 1988. Intussen staat de teller van exoplanet.eu al op 4.183.
Onze zoektocht naar buitenaards leven is een verre uitloper van de copernicaanse revolutie. Terwijl volgens het middeleeuwse wereldbeeld de aarde het vaste middelpunt van het heelal was, stelde Copernicus dat de aarde beweegt en rond de zon draait. Al snel kwamen er waarnemingen die bevestigden dat niet alles rond de aarde draait. Galileo Galilei zag door zijn telescoop bijvoorbeeld vier manen rond Jupiter cirkelen.
Johannes Kepler reageerde meteen dolenthousiast. Net zoals de maan enkel voor ons zichtbaar is, zijn die vier kleine manen enkel zichtbaar op Jupiter. Hieruit concludeerde hij: ‘Uit deze redenering kunnen we met de hoogste graad van waarschijnlijkheid afleiden dat Jupiter bewoond moet zijn.’ Tijdens de zeventiende eeuw boog ook Christiaan Huygens zich over het onderwerp. In De wereldbeschouwer concludeerde hij dat leven op andere planeten in ons zonnestelsel ‘niet onwaarschijnlijk’ is. Hij draaide de bewijslast om: de andere planeten lijken zoveel op de aarde; welke reden hebben we om te veronderstellen dat ze op dat vlak wél zouden verschillen?
Ons beeld van het heelal is na Copernicus voorgoed veranderd. Onze planeet is er een uit velen. Niet alleen in ons zonnestelsel, maar ook in de Melkweg en erbuiten zijn er talrijke mogelijkheden waar buitenaards leven zou kunnen gedijen. Copernicus was trouwens niet de eerste die de unieke, centrale plaats van de aarde had betwijfeld. Dat was in de oudheid al gebeurd. In de vijfde eeuw voor Christus speculeerde natuurfilosoof Anaxagoras dat de zon groter is dan het Griekse schiereiland en dat de sterren, net zoals de zon, roodgloeiende rotsblokken zijn – enkel verder van ons af. Anaxagoras was ook de eerste die meende dat de maan verlicht wordt door reflectie van de zon, bergen heeft en … bewoond is.
De voorwaardelijke kans – dat we buitenaards leven vinden áls het bestaat – is nu groter dan ooit
Terwijl het bij Anaxagoras om pure speculatie ging, trok Aristarchus van Samos twee eeuwen later dezelfde conclusie, ditmaal op grond van berekeningen. Hij had de relatieve afstand van de aarde tot de maan en de zon berekend, samen met hun relatieve groottes. Hij besloot dat de zon veel verder staat dan de maan en veel groter is. Zo onderbouwde Aristarchus het heliocentrisme en de hypothese dat de sterren zijn zoals de zon.
Volgens het heliocentrische model van Aristarchus zou er parallax moeten optreden bij waarneming van de sterren: een verschil in hun schijnbare positie doorheen het jaar, naarmate de aarde haar baan rond de zon aflegt. Alleen was deze parallax in de oudheid niet meetbaar. Wat meteen verklaart waarom het nog ongeveer 1.400 jaar zou duren voor het heliocentrische model opnieuw serieus overwogen werd. Relatief kort nadat Copernicus de hypothese vanonder het stof had gehaald, volgden Galileis telescoopwaarnemingen. Die maakten het ongelooflijke, heliocentrische voorstel alsnog geloofwaardig.
Het idee dat ons zonnestelsel er eentje is uit velen in de Melkweg was al goed ingeburgerd toen Frank Drake in 1961 zijn vergelijking opstelde. Hij wilde een schatting maken van het aantal beschavingen in onze Melkweg waarmee we via radiosignalen zouden kunnen communiceren. Volgens Drake waren het er ongeveer tienduizend. Met die schatting overtuigde hij geldschieters om naar buitenaards leven te zoeken.
In feite lieten de meeste factoren in de formule van Drake een breed interval van waarden toe. Sommige waren zo speculatief dat ze zelfs Anaxagoras in verlegenheid zouden brengen. Een optimistische berekening maakt de kans op het bestaan natuurlijk niet werkelijk groter. Maar de voorwaardelijke kans, dat we buitenaards leven vinden áls het bestaat, is nu wel groter dan ooit.
Hoewel het SETI-project nog geen communicatiesignalen van buitenaardse oorsprong heeft opgevangen, hebben we intussen wel duizenden exoplaneten ontdekt. Bovendien zijn er missies gepland om de chemie van hun atmosfeer nauwkeurig in kaart te brengen. Misschien zijn wij de laatste generatie die kan speculeren over de kans op buitenaards leven. Of ben ik nu te optimistisch?