Metingen van de hoeveelheid methaan op Mars lopen sterk uiteen. Daarvoor bestaat nu een mogelijke verklaring.
Wetenschappers hebben een mogelijke oplossing gevonden voor de nogal uiteenlopende metingen van de hoeveelheid methaan in de Marsatmosfeer. Meetwaarden van de Amerikaanse Marsverkenner Curiosity vallen steevast veel hoger uit dan die van de Europese Trace Gas Orbiter (TGO), die de Marsatmosfeer vanuit de ruimte onderzoekt.
Curiosity bevindt zich in een grote Gale-krater op Mars. Het methaan dat de Marsverkenner oppikt moet ter plaatse zijn ontsnapt, maar waar en hoe precies is onduidelijk. Opmerkelijk is wel dat de gemeten concentraties minstens acht keer zo hoog zijn als die van de TGO.
Volgens een team onder leiding van John Moores komt dit doordat het methaan dat uit de kraterbodem vrijkomt zich ‘s nachts niet goed kan mengen met hogere luchtlagen. Dat komt doordat de bodem afkoelt en het verticale warmtetransport afneemt.
Als gevolg hiervan hoopt zich tot op enkele meters boven het oppervlak relatief veel methaan op. Na zonsopkomst verspreidt dat gas zich weer. Het methaangehalte in de Marsatmosfeer vertoont hierdoor een dagelijks verloop.
Volgens de wetenschappers is de uitstoot van methaan in de Gale-krater in feite vrij constant: 2,8 kilogram per dag. Dat is laag genoeg om de lage meetwaarden van de TGO in overeenstemming te brengen met de hoge meetwaarden van Curiosity.