Een spectaculaire nieuwe opname die is vrijgegeven door de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) bevat aanwijzingen over hoe planeten ter grootte van Jupiter zouden kunnen ontstaan.
Met behulp van ESO’s Very Large Telescope (VLT) en de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) hebben onderzoekers in de buurt van een jonge ster grote samenklonteringen van stof ontdekt die tot reuzenplaneten zouden kunnen samensmelten (The Astrophysical Journal Letters, 25 juli).
De opname is verkregen met het Spectro-Polarimetric High-contrast Exoplanet REsearch (SPHERE)-instrument van de VLT, dat boeiende details laat zien van het materiaal rond de ster V960 Mon. Deze jonge ster bevindt zich op meer dan 5000 lichtjaar afstand in het sterrenbeeld Monoceros (Eenhoorn) en trok de aandacht van astronomen toen hij in 2014 plotseling meer dan twintig keer zo helder werd. SPHERE-waarnemingen die kort na het begin van deze helderheidsuitbarsting werden gedaan, lieten zien dat de materie die om V960 Mon draait, samenkomt in een aantal complexe ‘spiraalarmen’ die zich uitstrekken over afstanden groter dan ons hele zonnestelsel.
Deze ontdekking bracht astronomen ertoe om archiefwaarnemingen van hetzelfde stersysteem te analyseren die met ALMA zijn gedaan. De VLT-waarnemingen tasten het oppervlak van het stofrijke materiaal rond de ster af, terwijl ALMA dieper in de structuur ervan kan kijken. De ALMA-gegevens laten duidelijk zien dat de spiraalarmen aan het verbrokkelen zijn.
Astronomen denken dat reuzenplaneten ontstaan door ‘kernaccretie’ – het samenklonteren van stofdeeltjes tot een grote kern – of door ‘gravitationele instabiliteit’ – een proces waarbij grote brokstukken materiaal rond een ster samentrekken tot planetaire bouwstenen. Voor het eerste scenario hebben onderzoekers al eerder bewijs gevonden, maar voor het tweede scenario was bestond weinig steun – tot nu toe dan.