De Amerikaanse ruimtetelescoop Kepler heeft zijn wetenschappelijke waarnemingen beëindigd. De brandstof voor de stuurraketjes is op, waardoor het instrument niet langer nauwkeurig gericht kan worden. Kepler zal in zijn huidige baan rond de zon blijven draaien als een klein, inert kunstplaneetje.
Kepler (genoemd naar de Duitse astronoom Johannes Kepler) werd op 6 maart 2009 gelanceerd, met als doel antwoord te geven op de vraag hoe frequent aardeachtige planeten voorkomen in het heelal. Vier jaar lang mat de telescoop daartoe elk half uur de helderheid van 150.000 sterren in de sterrenbeelden Zwaan en Lier. Minieme helderheidsdipjes in het licht van een deel van die sterren verraadden de aanwezigheid van rondcirkelende planeten.
Na de beëindiging van de hoofdmissie van Kepler en een probleem met een van de gyroscopen is de ruimtetelescoop nog enkele jaren ingezet voor de zogeheten K2-missie, waarbij vergelijkbare metingen werden gedaan aan sterren in verschillende gebieden aan de hemel.
In totaal heeft Kepler ca. 2600 exoplaneten ontdekt; daarnaast is een groot aantal 'planeet-kandidaten' gevonden - potentiële ontdekkingen die nog door vervolgonderzoek bevestigd moeten worden. Kepler ontdekte dat zogeheten super-aardes (planeten die groter en zwaarder zijn dan de aarde maar kleiner en lichter dan de gasplaneet Neptunus) het vaakst voorkomen in het heelal, en dat veel planetenstelsels extreem klein en compact zijn. Op basis van het aantal door Kepler gevonden exoplaneten volgt dat er in het Melkwegstelsel tientallen miljarden aardeachtige planeten voorkomen: werelden die qua massa, afmetingen, samenstelling en temperatuur veel overeenkomsten vertonen met onze eigen thuisplaneet.
In april 2018 heeft NASA de opvolger van Kepler gelanceerd: TESS (Transiting Exoplanet Survey Satellite). TESS gaat zich de komende jaren vooral richten op relatief heldere sterren op minder grote afstanden van de aarde.