Onze samenleving moet dringend afkicken van plastic. Het verbod op plastic wegwerpzakjes, zoals dat in Brussel en elders te gebeuren staat, is een eerste stap. Maar het volstaat niet.
Ik bezit een stukje plastic dat op het strand van Henderson Island is aangespoeld. Het onbewoonde eiland in de Stille Zuidzee, amper 10 kilometer lang en 5 kilometer breed, kwam afgelopen lente in het nieuws met foto’s van stranden vol plastic afval. Ze werden geschoten door Tasmaans milieutoxicoloog Jennifer Lavers. Zij schat dat er 18 ton plastic ligt, door stromingen meegevoerd uit Zuid-Amerika of afkomstig van zeeschepen die hun lading verloren. Tijdens lezingen vergelijkt ze haar foto’s met die van eerdere expeditiereizigers, goed twintig jaar geleden. Op hun beelden zijn de stranden maagdelijk wit. Vandaag is Henderson Island, 5.000 kilometer verwijderd van het vasteland, een vuilnisbelt die uitgegroeid is tot een zoveelste symbool van de gigantische oceaanvervuiling.
Plastic is een typisch product uit de vorige eeuw. Mee aan de wieg ervan staat Gentenaar Leo Baekeland, die er als eerste in slaagde om fenol en formaldehyde te combineren. Na verhitting leverde het de eerste synthetische kunststof op, die hij bakeliet noemde. De uitvinding van de naar de VS geëmigreerde chemicus zette de deur open voor de massaproductie van tal van nieuwe producten en toepassingen, zowel voor de industrie als voor dagelijks gebruik. Bakeliet is een thermohardend plastic – in tegenstelling tot de meer verspreide thermoplasten smelt het niet bij verhitting – dat vandaag nog in de ruimtevaart en de auto-industrie wordt gebruikt. Eos bracht een bezoek aan de firma Helvoet in Lommel, waar ze onderdelen in modern bakeliet voor auto’s maken. Dat zijn er meer dan je zou denken.
De industriële toepassingen van harde plastics vormen op zich niet het grootste milieuprobleem. Urgenter is het wereldwijde transport van de basisgrondstof: kleine korrels of pellets, zoals ik er eentje van Lavers gekregen heb. 322 miljoen kubieke meter plastic wordt er jaarlijks wereldwijd geproduceerd, en een deel ervan belandt via lekken in de oceanen. De pellets, die makkelijk toxische stoffen als pcb’s opnemen, hebben het ideale formaat om te worden opgegeten door nietsvermoedende krabben, dolfijnen en zeevogels. Andere boosdoeners zijn plastic zakjes en andere verpakkingen. Ook de nanoplastics in cosmetica en tandpasta dragen bij tot het probleem, net als de vezels van synthetische kleren die bij het wassen vrijkomen. Via de rivieren belanden die (micro)plastics makkelijk in open zee. De gevolgen voor tal van mariene soorten en schier alle zeevogels zijn desastreus. De dieren worden kleiner, hebben een lager gewicht en minder weerstand.
Door het gebruiksgemak zijn we verslaafd geraakt aan plastics, die letterlijk alomtegenwoordig zijn. De massaproductie kwam pas goed in de jaren 1950 op gang, en betekende het begin van een wegwerpcultuur die door plastic gefaciliteerd werd. ‘Maar waar ligt weg precies?’, vroeg Jennifer Lavers in november op de Falling Walls-conferentie in Berlijn. Onze samenleving is dringend aan afkicken toe. Het verbod op plastic wegwerpzakjes, zoals dat in Brussel en elders te gebeuren staat, is een eerste stap. Maar het volstaat niet. Volgens Lavers is er geen andere oplossing dan een radicale verandering, weg van de eindeloze gemakzucht: ‘Als we ons nu beperken tot afval opruimen, dan zullen we in de toekomst niets anders meer doen.’