‘Als we onze sterktes samenbrengen, liggen er echte doorbraken in het verschiet’

De wereld staat voor enorme uitdagingen. Ook in Vlaanderen zoeken wetenschappers naar oplossingen. Een gesprek met vier technologische sleutelspelers over innovatie en duurzaamheid.

De covid-crisis liet zien waartoe wetenschap in staat is. Maar er wachten ons nog grotere uitdagingen, vaak in relatie met de opwarming en de schaarste aan grondstoffen. Ook in Vlaanderen zoeken wetenschappers naar oplossingen. Eos bracht de directeurs van de vier technologische sleutelspelers (imec, VITO, VIB en Flanders Make) samen voor een Zoom-gesprek over de snelheid waarmee innovatie plaatsvindt en de hindernissen die de wetgever soms opwerpt. Maar ook over de wenselijkheid en haalbaarheid van wereldwijde duurzaamheidsdoelen en over de ethische verantwoordelijkheid van de wetenschap.

Op deze pagina lees je over (de snelheid van) innovatie, het eerste deel van de interviewreeks. Klik hier voor deel 2 over de wereldwijde duurzaamheidsdoelen en deel 3 over de ethische verantwoordelijkheid van de wetenschap.

Het Leuvense onderzoekscentrum imec haalde in februari het nieuws. In de Europese plannen om een eigen chipindustrie te ontwikkelen krijgt het een prominente rol toebedeeld. Imec is het oudste van de vier Vlaamse strategische onderzoekscentra, in het wetenschappelijke umfeld ook wel SOC’s genoemd. Het ontstond 38 jaar geleden, toen de eerste zelfstandige Vlaamse regering de ‘derde industriële revolutie’ over dit gewest afkondigde, de periode ook waarin de grote publieksbeurs Flanders Technology of ons eigenste Eos als technologieblad het licht zagen.

Het was de keuze van de opeenvolgende regeringen om in bepaalde sectoren uit te blinken, met onderzoekscentra die over de universiteiten heen opereerden. Na imec volgden eind vorige eeuw nog de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO, in 1991) en het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB, 1996). Flanders Make vervoegde het trio in 2014.

Volgens de onderzoekscentra zelf werpt de Vlaamse strategie zijn vruchten af. In de jongste European Innovation Scoreboard, een ranglijst van EU-lidstaten volgens innovatiegraad, bevindt België zich op de vierde plaats. Daarmee komt het na de Scandinavische landen maar vóór Nederland en Duitsland. ‘Andere onderzoeksinstellingen zijn jaloers op ons. In vele landen heb je grote instituten die alles voor hun rekening nemen. De sterkte van ons model is dat we in een beperkt aantal domeinen de beste proberen te zijn in de wereld. Dat is de toekomst van het onderzoek’, zegt Luc Van den hove, ceo van imec.

Dirk Fransaer (VITO)

Wie?

‘Ik ben sinds 2000 bij VITO en sinds 2001 ben ik er gedelegeerd bestuurder.’

 Wat doet de instelling?

‘VITO werkt aan cleantech en duurzame ontwikkeling. Daarbij mag je cleantech zien als de processen die passen in een duurzame omgeving. We hebben een kleine duizend medewerkers en werken ook internationaal samen, met een belangrijke focus in het Midden-Oosten, China en India.’

 Wat is haar belangrijkste verwezenlijking?

‘Op langere termijn bekeken is dat onze geothermiecentrale, de eerste diepe geothermiecentrale in de Benelux. Recenter is ons lignovalue-project. Begin januari installeerden we na drie jaar voorbereiding de eerste module daarvoor. Producten en brandstoffen die tot nu toe gemaakt worden uit olie en gas willen wij produceren uit lignine in gras en houtafval. De installaties leveren niet dezelfde fractionering als een klassieke kraker, dus het is een flinke uitdaging om zinvolle materialen te maken met de olie die daaruit komt. Maar doordat we complexere moleculen hebben dan die uit aardolie kunnen we ook werken op een meer energievriendelijke manier.’

Dirk Torfs (Flanders Make)

Wie?

‘Ik sta sinds de oprichting in 2014 aan het roer van Flanders Make.’

Wat doet de organisatie?

‘Flanders Make is in de eerste plaats gefocust op de maakindustrie, waarbij we in een ecosysteem samen met Vlaamse universiteiten onderzoeken hoe de industrie op een duurzame manier producten kan ontwerpen en produceren. Dat betekent dat we technologie en onderzoek vertalen naar bedrijven. Vandaag hebben we een netwerk met 170 ondernemingen, die alle sterk verweven zijn met de werking van de instelling. Die bedrijven zijn niet alleen actief in de maakindustrie, intussen bedienen we ook firma’s in onder meer de farma- en chemische sector en in de voedingsindustrie.’

Wat is haar belangrijkste verwezenlijking?

‘We hebben de voorbije jaren veel gerealiseerd rond werkbaar werk. De kennis en expertise van mensen zetten we om in tools, die we vervolgens weer gebruiken om werkkrachten op te leiden. Ook duurzaamheid en energie-efficiëntie zijn voor ons belangrijk. Door machines slim te monitoren kunnen we die langer laten werken en met een lager verbruik. We hebben patenten verworven voor diverse technologieën voor energie-optimalisatie, onder meer voor een magnetische veer die energie via oscillerende bewegingen opslaat en later weer kan vrijgeven. En met betere koelingstechnieken verhogen we het rendement van machines.’

Jérôme Van Biervliet (VIB)

Wie?

‘Sinds 2019 ben ik samen met medestichter Jo Bury de managing director van het VIB.’

Wat doet het instituut?

‘In haar 25-jarige bestaan richt het VIB zich op biotechnologie en op manieren om het onderzoek in dat domein te vertalen naar de economie. We zijn het bekendst voor onze start-ups – intussen zijn er zo’n dertig actief in Vlaanderen. Het betekent dat elke euro die wordt geïnvesteerd in het VIB in veelvoud terugkeert in de Vlaamse economie. We hebben circa 1.800 onderzoekers en een budget van 160 miljoen euro. We onderhouden partnerschappen met de Vlaamse universiteiten, onder meer via de affiliaties van onze onderzoekers.’

Wat is haar belangrijkste verwezenlijking?

‘We zijn fier op onze economische impact. In de covid-crisis werkten we aan een therapie op basis van lama-antistoffen. We hebben die in een recordtempo ontwikkeld. Intussen bestaat er een spin-off waarin de behandeling in klinische proeven wordt getest. Daarnaast werken we aan een programma rond toekomstgerichte landbouw. We ontwikkelen alternatieven voor chemische pesticiden, genaamd agrobodies. Het onderzoek daarnaar gebeurt aan ons plantenwetenschappendepartement, en aan de beursgenoteerde start-up Biotalys.’

Luc Van den Hove (imec)

Wie?

‘Ik ben bij imec vanaf dag één. Achtendertig jaar geleden zijn we begonnen en ik behoorde tot het startend team. Sinds dertien jaar ben ik ceo.’

Wat doet de instelling?

‘Imec is uitgegroeid tot wereldleider in het onderzoek naar chiptechnologie, de nanotechnologie en nano-elektronica. We zijn ook bezig met de toepassingen die daardoor mogelijk gemaakt worden. We werken dus aan digitale technologie in de brede zin van het woord. Imec telt ongeveer 5.000 medewerkers en ons budget dit jaar is 750 miljoen euro. We werken internationaal, met zowat alle grote bedrijven en met andere onderzoeksinstellingen. We brengen een ecosysteem samen van honderden partners. We proberen in wat we ondernemen de beste te zijn in de wereld. Op die manier trekken we innovatie naar de regio.’

Wat is haar belangrijkste verwezenlijking?

‘In elke geavanceerde chip – in om het even welke computer of smartphone of toepassing – zit wel een stuk imec-technologie. Recent ontwikkelden we ook nieuwe technologie om de concentratie van het coronavirus te meten in uitgeademde lucht. We vonden een nieuwe manier om het virus te capteren op een chip. Normaal vergt het traject van idee over een doorbraak in het onderzoek naar product vele jaren. Deze ontwikkeling hebben we in minder dan een jaar verwezenlijkt.’

Wat betekent innovatie voor jullie?

Jérôme Van Biervliet (VIB): ‘Voor ons start veel innovatie bij fundamenteel onderzoek. Innovatie begint in mijn ogen pas als we ons afvragen wat we ermee kunnen aanvangen, wat het probleem is dat we ermee kunnen oplossen en hoe we er kunnen geraken. Dat is een proces waarbij we uitkomen bij technologie die effectief zijn weg vindt naar de markt. Innovatie is een vrij vage en veel gebruikte term, maar ze vereist wel een specifieke aandacht en ook mensen en middelen. Want het innovatieproces is uiteraard ook zeer risicovol. Je kan niet op voorhand voorspellen wat goed zal werken en wat niet.’

Luc Van den hove (imec): ‘Bij imec vertrekken we vanuit een funnel-proces. We werken nauw samen met alle Vlaamse universiteiten, maar ook met internationale instituten en bedrijven. Vandaaruit proberen we de beste ideeën te capteren. Die demonstreren we in een pilootlijn – de afgelopen jaren hebben we er voor 3,5 miljard in geïnvesteerd – zodat die ideeën efficiënt naar de industrie kunnen gaan, via directe samenwerking of via start-ups.’

‘In onze sector is het concept innovatie geëvolueerd van een typisch sequentieel proces naar een netwerkmodel. Om in de chipwereld doorbraken te realiseren heb je nieuwe materialen en designtechnieken nodig, samen met aangepaste machines. Vandaag brengen we die verschillende ecosystemen samen in een model en kunnen we het innovatieproces over de waardeketen versnellen. Dat is onze kracht geworden. We zijn daarin vrij uniek.’

‘Nieuw is ook de kruisbestuiving tussen verschillende disciplines. Je kan deeptech-innovaties combineren met doorbraken in de biologie. Als we de sterktes samenbrengen, liggen er voor onze onderzoekscentra echte doorbraken in het verschiet.’

‘Je mag uitvinden wat je wil, als de wetgeving niet volgt, dan komt het niet op de markt’ Dirk Fransaer (VITO)

Dirk Fransaer (VITO): ‘Vroeger waren kennisinstel-lingen tevreden als een innovatie in het lab werkte, dan hadden ze die innovatie uitgevonden. De laatste jaren zien we een drive naar hogere TLR’s (Technology Readiness Levels, een methode om te beoordelen of een technologie rijp is voor toepassing, red.), iets wat ook door Europa wordt gestimuleerd.’

‘In essentie is elke verbetering en verandering in het productieproces een innovatie. Dat is geen exclusief terrein van universiteiten of onderzoeksinstellingen. Van de 3 procent van het bbp die we volgens de Europese doelstellingen in onderzoek en ontwikkeling moeten investeren, wordt circa 2 procent bereikt door de bedrijven, niet door uitgaven van de overheid.’

‘Bij VITO zetten we sterk in op de drie-eenheid energie, materialen en chemie (EMC). Energieopslag in materialen is een goed voorbeeld van die nexus van EMC, met een knipoog naar Einstein. Dat is ook voor Vlaanderen een belangrijke driver, omdat we hier een grote chemische en materialenindustrie hebben, met hoge energienoden.’

Dirk Torfs (Flanders Make): ‘Er is enige begripsverwarring tussen onderzoek en innovatie. Wij moeten de link tussen de twee leggen en ervoor zorgen dat onderzoek ook leidt tot toepassingen in bedrijven en starters. Vrij onderzoek moeten we stimuleren, maar op een zeker moment moet het meermaals inzetbaar zijn. Dat laat toe om het gebruik te versnellen. Samenwerking vergt ook een multidisciplinaire aanpak. Door de humane wetenschappen te betrekken krijgen we de technologie bij de mensen. Voor mij is innovatie dat laatste proces: de stap zetten naar gebruik door bedrijven op een manier die hen competitiever maakt en die leidt tot duurzamere producten.’

Als we later op de huidige periode terugblikken, zullen we dan zeggen dat de doorbraken zich veel sneller voordeden? Of kijken we te veel met een vergrootglas naar wat er nu gebeurt?

Fransaer (VITO): ‘We zijn met meer mensen en er vloeit steeds meer geld naar onderzoek. Er wordt veel meer gepubliceerd en uitgevonden. Dat verloopt exponentieel. Maar als je dan de link wil leggen met het dagelijkse leven, dan stoot je op wetgeving. Daar heb ik het lastig mee. Neem de discussie rond gmo’s. Je mag uitvinden wat je wil, als de wetgeving niet volgt, dan komt het niet op de markt. Ook al zijn er wereldwijd tienduizenden onderzoekers mee bezig. De Concorde vloog vijftig jaar geleden twee keer sneller dan het geluid, op dit moment is er geen enkel passagiersvliegtuig dat sneller vliegt dan het geluid.’

‘In mijn ogen vinden we meer dingen uit, maar de snelheid waarmee het opgepikt wordt sputtert. De samenleving staat er nochtans voor open. Ik zie naast wetgeving ook veel conglomeraatvorming van multinationals die zaken afschermen. Ik sta daar toch wat sceptischer tegenover.’

Van den hove (imec): ‘Ik ga daar niet helemaal mee akkoord. Zeker in onze sector gaat innovatie aan een enorme snelheid vooruit. De industrie pikt die ook op. Dat is misschien typisch voor de elektronicasector, maar je ziet dat het voor heel veel toepassingen gewoon harder gaat. Ook de hoeveelheid geproduceerde data stijgt exponentieel. En je hebt technologie nodig om die data te verwerken. Het verschilt van sector tot sector, maar volgens mij staat de maatschappij veel meer open om innovaties te absorberen. Urgentie creëert momentum. Technologie is essentieel om een aantal grote maatschappelijke problemen op te lossen. Of mee op te lossen – we moeten bescheiden blijven.’

‘De covid-crisis is het perfecte voorbeeld van hoe snel technologie opgepikt wordt. Stel je voor dat we dertig jaar geleden door deze crisis moesten gaan. We zouden niet op deze manier met elkaar praten (via ­videocall, red.). De vaccins zijn zo snel ontwikkeld dankzij technologie.’

Van Biervliet (VIB): ‘Beide collega’s hebben volgens mij een punt. Enerzijds zie ook ik een absolute versnelling. Onze Vlaamse cluster rond biotechnologie krijgt internationaal veel aandacht. Investeerders komen proactief naar de regio en willen vroeger instappen. We slagen er ook in om start-ups op een lager TRL-niveau te laten groeien, en dat is goed.’

‘De covid-crisis is het perfecte voorbeeld van hoe snel technologie opgepikt wordt’ Luc Van den hove (imec)

‘Anderzijds worden we geconfronteerd met regelgeving. De crispr-technologie is een van de grootste innovaties van de voorbije jaren. Ze veroorzaakt een aardverschuiving in onze sector. Maar we botsen op regelgeving. Het is belangrijk dat we goed uitleggen dat deze technologie verschilt van de klassieke gmo-technologie. Crispr gaat over precisie-engineering, en die komt van pas als we de uitdagingen op het vlak van klimaat en voedselproductie echt willen aanpakken. De regelgeving moet mee moderniseren met de mogelijkheden die er zijn. Weliswaar binnen een ethisch kader waarbij de veiligheid voorop staat. Ook voor onze onderzoekers.’

Torfs (Flanders Make): ‘Wat is je maatstaf om de versnelling te bepalen? Er is meer transparantie dan vroeger, waardoor technologische ontwikkelingen gemakkelijker tot bij de doelgroepen raken en breder ingezet worden. En dan lijkt het misschien te versnellen, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. In het licht van de grote problemen die op ons afkomen, is het misschien relevanter om ons af te vragen waar we de antwoorden vinden. De ontwikkeling van wiel naar auto is veel disruptiever en impactvoller dan de stappen die we nu zetten. Die zijn kleiner, maar hebben evengoed een impact. Er is ook een einde aan dat verhaal natuurlijk. Je kan niet blijven versnellen.’