Belgisch bier over de oceaan
22 april 2014 door CSBier exporteren is geen sinecure doordat het bier onder invloed van warmte en beweging oxideert. 'Als we het oxidatieprobleem niet snel oplossen, komt onze bier-export in gevaar,’ waarschuwt Guido Aerts, directeur van de brouwersschool Kaho Sint-Lieven in Gent.
Door oxidatie komen er aldehyden vrij in het bier, die voor een kartonachtige smaak zorgen. Die reactie kan door drie elementen versneld worden: zonlicht, beweging en warmte. De bruine kleur van de flesjes houdt het zonlicht tegen. Maar als leveringen bij de supermarkt op de parkeerplaats blijven staan, zijn de flesjes voor niets geweest. ‘Daarom moeten we het transport aanpassen’, aldus Aerts. ‘We hebben al vaker gezegd dat er bij het vervoer een betere organisatie moet komen. Als het bier in België blijft, valt het nog mee. Maar als er grotere afstanden overbrugd worden, is de drank bij aankomst ondrinkbaar.’
Luchtdichte kroonkurk
Naast een betere organisatie, zouden ook koelere containers van pas komen. Warmte doet het bier sneller oxideren, net als beweging. De drank zou dus in een stabiele en koele omgeving vervoerd moeten worden. ‘Jammer genoeg zijn brouwers een moeilijk te overtuigen publiek’, vervolgt Aerts. ‘We proberen hen al sinds de jaren 1990 te overtuigen dat innovatie nodig is om te overleven. Want onze Belgische bieren zijn schitterend … áls ze vers zijn. Met enkele kleine aanpassingen kunnen we ze langer vers houden voor het buitenland. Zo vermijd je oxidatie door het zuurstof uit de flessen te halen. Daar kan tijdens het bottelen al voor gezorgd worden, maar er kruipt altijd lucht onder de kroonkurk. Daarom bestaan er nu ook zuurstofabsorberende kroonkurken.’
Een andere uitdaging is bier te brouwen op een duurzame manier. Vooral minder water gebruiken is een belangrijk doel. ‘Nu heb je zes liter water nodig voor een liter bier’, weet Aerts. ‘Dat is enorm veel. Maar door bijvoorbeeld schoon te maken met stoom, kun je die hoeveelheid aanzienlijk terugdringen. Daarvoor moeten brouwerijen wel een nieuwe installatie plaatsen. Grote bedrijven zullen dat sneller doen dan de kleintjes.’
Ook een verandering in het brouwproces kan waterverspilling tegengaan. Tijdens het mouten, waarbij van gerst mout wordt gemaakt, wordt het gerst geweekt. Daarna kiemt het, zodat er zich enzymen vormen. Als er daar genoeg van zijn, wordt het gerst gedroogd. ‘Doordat er met levende korrels gewerkt wordt, gaat er veel energie en water verloren’, merkt Aerts op. ‘De kieming slorpt energie op. Als brouwers met dode korrels werken, zouden ze veel minder energie en water verliezen. Bovendien zouden er minder aldehyden vrijkomen, wat de kwaliteit ten goede komt. En op die manier kunnen we het bier ook beter exporteren. Op alle vlakken een sprong voorwaarts dus.’