Een kleine twee procent van de bevolking is extreem goed in het onthouden en herkennen van gezichten. Ook een algoritme kan er wat van.
Gezichtsherkenning is vooral belangrijk in de praktijk van het gerechtelijke forensisch onderzoek. Als een getuige een verdachte van een misdrijf herkent en kan aanwijzen, verstevigt dit de bewijsvoering van de aanklager.
Het is bekend dat sommige mensen (veel) beter zijn in het onthouden, herkennen en thuisbrengen van gezichten, dan anderen. In 2009 bedachten Britse wetenschappers de term ‘superherkenners’ om de mensen met dit bijzondere – aangeboren! – talent te omschrijven. Superherkenners kunnen meer dan 80 procent van de gezichten onthouden die ze zien, bij gewone mensen ligt dit niet hoger dan 20 procent. Tussen één à twee procent van de bevolking zou over dit superherkennende talent beschikken.
Een Britse psychologe heeft voor het eerst de gezichtsherkenning door deze superherkenners vergeleken met gezichtsherkenningssoftware – algoritmen die de laatste jaren enorm zijn verbeterd. Het resultaat? Een gelijkspel. Dit terwijl de computer gewone mensen wél overklasten.
Aan de testen deden echter ook ervaren forensische onderzoekers mee, die beroepshalve getraind zijn om beter op gezichten te letten. Opmerkelijk: zij presteerden ongeveer even goed als de superherkenners.
Ten slotte toonde de psychologe ook aan dat de manier waarop mensen en computers gezichten herkennen lichtjes verschilt. Daarom denkt ze dat als superherkenners of getrainde forensische experts hulp krijgen van een algoritme, ze nóg beter worden in het herkennen van gezichten.