Dankzij miljoenen jaren evolutie kunnen meeuwen met een simpele beweging verschillende vleugelstanden aannemen.
Als meeuwen ontspannen in de lucht hangen hebben ze hun vleugelpaar meestal helemaal uitgestrekt, waarbij de vleugels een afgeronde vorm aannemen. Dat verhoogt de stabiliteit tijdens de vlucht, en het creëert zoveel mogelijk slepende kracht (drag).
Maar als ze snel hoogte moeten winnen, of als ze landen, houden meeuwen hun vleugels dichter tegen hun lichaam – ook al klapwieken ze hevig. Dit doen ze ook tijdens een abrupte manoeuvre, bijvoorbeeld wanneer ze een vis vangen.
Een team van Canadese biologen heeft de verschillende vleugelstanden die meeuwen tijdens hun vlucht aannemen, gedetailleerd bestudeerd. Ze deden dit in een windtunnel, waardoor ze nauwkeurig het effect van de luchtstroming op de stabiliteit konden meten, en ook de energie-efficiëntie van de vliegbeweging.
De onderzoekers willen de resultaten nu gaan gebruiken om kleine onbemande vliegtuigjes (UAV’s) en drones efficiënter te maken. Vandaag zijn die nog voorzien van controlemechanismen (zoals kleppen) die veel extra gewicht betekenen en de luchtweerstand tijdens de vlucht verhogen. Met kunstmatige vleugels die zich automatisch aanpassen aan de luchtstromingen en aan het benodigde manoeuvre, zouden die controlemechanismen overbodig worden.