Schepping 2.0

22 maart 2013 door LB

Australische wetenschappers hebben een uitgestorven kikkersoort weer heel even doen leven in het lab. Wat houdt ons nog tegen om verdwenen dier- en mensensoorten terug te brengen?

Australische wetenschappers hebben een uitgestorven kikkersoort weer heel even doen leven in het lab. Wat houdt ons nog tegen om verdwenen dier- en mensensoorten terug te brengen?

Wat Steven Spielberg in 1993 met Jurassic Park liet zien, naar het gelijknamige boek van Michael Crichton, was spektakel. In de film worden stukjes dino-DNA uit fossielen gerecupereerd en in een kikkereicel ingeplant. Maar het bleef tot nu toe een leuk sciencefictionverhaaltje. Wie de genetische revolutie echter volgt, vraagt zich af hoe lang Jurassic Park nog sciencefiction zal blijven.

Steenbok
We zullen binnenkort nog geen dino’s zien rondlopen, maar de wetenschap is wel volop aan het experimenteren met andere uitgestorven soorten. Eén van de eerste – en enige – successen tot nog toe, is de Pyrenese steenbok. Het laatste exemplaar werd in 2000 dood teruggevonden maar wetenschappers onderhielden sinds 1999 een levende cellijn van dit dier in cultuur. In 2003 waagden wetenschappers het de soort weer tot leven te wekken. Ze slaagden erin 54 embryo’s in te planten bij nauwverwante soorten. Helaas werden twee maanden later alle zwangerschappen spontaan afgebroken en leek de wederopstanding van de soort weer veraf.

Een tweede poging in 2009 had meer succes en een echte Pyrenese steenbok werd geboren. Het kalfje was echter zwak en overleed al snel aan longproblemen. De Pyrenese steenbok is dus nog steeds uitgestorven, maar zelfs als overleefde het kalfje, dan nog was het onzeker of de soort wel zou kunnen voortbestaan. Het beschikbare DNA is van een vrouwtje, de klonen zullen dus ook altijd vrouwtjes zijn. Je moet geen bioloog zijn om te weten dat alleen vrouwtjes de soort niet zullen redden.

De Pyrenese steenbok opende heel wat perspectieven, maar deed zeker evenveel vragen rijzen. Zo waren er van de steenbok nog levende cellen in de omloop, maar dat is veeleer een uitzondering. Toch werd vorige week bekend gemaakt dat Australische wetenschappers de Rheobatrachus silus weer heel even tot het rijk der levenden konden brengen, een kikkersoort die in 1983 uitgestorven is verklaard. Rheobatrachus had een bijzondere voortplantingstechniek: het vrouwtje slikte de bevruchte eitjes in om ze uit te broeden in haar maag, waarna de larven via haar mond ter wereld kwamen. Toen eind jaren zeventig duidelijk werd dat de soort op het randje van de uitsterving balanceerde, stopten biologen één van de laatste exemplaren in de vriezer.

De technologie is er sindsdien gigantisch op vooruitgegaan en vijf jaar geleden achtten Australische wetenschappers de tijd rijp om het kikkertje Frankensteingewijs weer tot leven te wekken. De techniek die hiervoor gebruikt wordt, staat nog lang niet op punt, maar het concept is vergelijkbaar met Jurassic Park: een celkern uit het ingevroren kikkerweefsel wordt ingeplant in een kernloze eicel van een andere kikkersoort. Sommige van die eicellen begonnen na het inbrengen van de nieuwe kernen spontaan te delen tot embryo’s. Hoewel de embryo’s uit dit experiment nooit langer dan een paar dagen hebben geleefd, is dit onderzoek toch een doorbraak: de kikkersoort werd (heel even) teruggehaald uit het rijk der doden zonder dat men over levende cellen beschikte.

Mammoet, niet makkelijk
Sommigen zien het echter nog groter. De mammoeten zijn al 10.000 jaar verdwenen. Heel wat mammoetfossielen zitten goed bewaard in de Siberische permafrost en doen onderzoekers dromen van hun wederopstanding, maar voorlopig zijn er toch nog heel wat problemen. Om te beginnen zijn er de moeilijkheden met het DNA, want ook als is een groot deel van het mammoetgenoom ontcijferd, het betekent nog niet dat we ook werkzaam mammoet-DNA hebben. Na 10.000 jaar is het mammoet-DNA niet meer wat het ooit geweest is en voorlopig kunnen wetenschappers nog niet efficiënt out of the blue DNA bouwen. Bovendien mag ijs de afbraak van het kadaver dan wel tegengaan, in de cellen richten de scherpe ijskristallen heel wat schade aan, ook aan de celkern waar het DNA bewaard wordt.

En stel dat er toch een intacte celkern gevonden wordt, dan moeten wetenschappers een olifanteneicel vinden om die in te planten, maar een olifantenkoe heeft maar een keer om de vijf jaar een eisprong. Bovendien is het bijna onmogelijk om een eicel uit een olifant te isoleren, maar wie graag een mammoet wil klonen heeft er gemakkelijk 100 nodig. Ondanks vele grote woorden en beloftes zijn we hier dus nog lang niet aan toe. Je kunt je ook de vraag stellen of het wel de moeite is om de mammoet terug tot leven te wekken, terwijl we niet eens in staat zijn om de huidige olifantensoorten een zekere toekomst te bieden.
 



Neandermens
Tot slot is er nog de Neanderthaler, een soort waar we de laatste tijd de mond van vol hebben om ze opnieuw te klonen. Enkele weken geleden ontstond opschudding omdat een Amerikaanse hoogleraar een vrouw zocht om de eerste Neanderthalerbaby te baren. De professor in kwestie, de befaamde geneticapionier George Church, werd hier weliswaar fout geciteerd, maar de man gelooft toch dat het binnen afzienbare tijd mogelijk zou moeten zijn. Toch zijn er veel wetenschappers iets sceptischer dan Church. Om te beginnen zijn er dezelfde problemen als bij de mammoet: kan men nog DNA of een celkern vinden die de tand des tijd heeft doorstaan en matcht het met menselijk mitochondriaal DNA?

Feit is dat er tot hiertoe nog geen enkele uitgestorven soort succesvol gekloond is. Zelfs bij het kloneren van bestaande soorten zijn de zuigelingen vaak opmerkelijk zwakker dan hun normaalgeboren soortgenoten. Ook Anton Feenstra, bio-informaticus aan de Vrije Universiteit Amsterdam denkt niet dat het voor morgen is: ‘Je kunt die oude DNA-code misschien wel kennen, maar dan moet je het genoom nog ‘bouwen’. Chromosomen zijn veel meer dan kaal DNA.’ We moeten eerst al deze hindernissen overwinnen vooraleer we nog maar kunnen denken aan kloneren bij mensen. Tot hiertoe is dat ook nog nooit gebeurd, dus misschien zitten daar ook nog moeilijkheden. Voorlopig is de Neanderthaler 2.0 dus nog niet aan de orde.

En dan zijn er nog de ethische implicaties. Is er überhaupt een voordeel aan een levende Neanderthaler? Church beweert dat het enkel maar positief kan zijn omdat het de genetische diversiteit van het menselijk ras verhoogt, eerder onderzoek heeft immers al uitgewezen dat de Neanderthaler en de Homo sapiens ooit met elkaar in de grot zijn gedoken. Anderen beweren dan weer dat het een unieke kans is om deze soort die zo nauw bij ons staat eindelijk te kunnen observeren en te weten waar onze verschillen liggen. Feenstra zelf ziet niet echt principiële bezwaren, op voorwaarde dat de techniek geperfectioneerd is, maar hij vreest dat je niet kunt uitsluiten dat er op de weg ernaartoe dieren (of Neanderthalers) zullen opgroeien met allerlei afwijkingen.



Stewart Brand, een Amerikaans schrijver, vooral bekend als samensteller van de Whole Earth Catalog, in een TEDTalk (februari 2013) over het terugdraaien van uitsterving.