Vloeistof- en vastestofschuimen bevatten meestal bellen van een en dezelfde grootte. Door die omvang te variëren kunnen wetenschappers nieuwe schuimen ontwikkelen.
Wat hebben wasmiddelen, zeep, puimsteen, schuimbeton en zelfs brood met elkaar gemeen? Ze bestaan uit een mengsel van gasbellen in een vloeistof of vaste stof. De bellen geven de materialen unieke eigenschappen, zoals een hoge porositeit (bij vaste stoffen), lage viscositeit (de ‘stroperigheid’ bij vloeistoffen) en een hoog absorptievermogen.
In bijna alle schuimen hebben de gasbellen (ongeveer) dezelfde grootte. Dat komt doordat ze alle op dezelfde manieren worden gevormd tijdens het productieproces. Tijdens dat proces worden duizenden gasbellen per seconde aangemaakt.
Amerikaanse onderzoekers hebben nu echter een methode ontwikkeld om tijdens dat proces de gasbellen zodanig te stimuleren zodat ze zich gaan opsplitsen. Uit één gasbel ontstaan zo twee kleinere bellen. Doordat de vorsers kunnen kiezen welke bellen ze splitsen en welke niet, kunnen ze schuimen ontwikkelen met twee à drie verschillende belformaten.
De aanwezigheid van verschillende belformaten in één schuimen kan leiden tot gloednieuwe materialen en gebruiksproducten, zoals betere schoonmaakproducten, goedkoper maar sterker beton en efficiëntere absorptiemiddelen.