In een prehistorisch kampvuur van meer dan veertienduizend jaar oud liggen nog verkoolde resten van een (plat) brood.
Een team van Britse en Deense archeologen trof de broodresten aan in een kampvuur dat begraven lag onder het zand van de Zwarte Woestijn, in het noordoosten van Jordanië. Volgens het team werd het kampvuur – dat liefst 14.400 jaar oud is – en het brood gemaakt door de Natufiërs, een volk dat reeds vóór het ontstaan van de landbouw (circa tienduizend jaar geleden) in permanente nederzettingen leefde in de Levant.
Dat de mens toen nog niet was gestart met plantenveredeling, en met de domesticatie van gewaszaden, weerhield de Natufiërs er dus niet van om al deeg te maken en dit te bakken tot brood. Hiervoor gebruikten ze wilde granen. De wetenschappers konden in de 24 teruggevonden restanten van het brood enkele wilde graansoorten identificeren die tot de voorouders kunnen gerekend worden van gedomesticeerde gerst, haver en eenkoorn.
Het brood – een plat brood – is veruit het oudste dat ooit werd gevonden. Bijzonder is dat het meer dan vierduizend jaar ouder is dan het ontstaan van de landbouw. Volgens de archeologen is dat geen toeval: het bakken van brood zou de jager-verzamelaars gestimuleerd hebben om gewassen te gaan telen en in permanente nederzettingen in de buurt van de akkers te gaan wonen.