Hoe de Europese regels rond genbewerking een poging om de banaan te redden torpederen.
Het valt niet op wanneer je in de supermarkt langs de goed gevulde schappen loopt, maar het gaat niet goed met de banaan. Ziektes tasten wereldwijd plantages aan. Eet je een banaan, dan is dat doorgaans een Cavendish. Het gros van de wereldhandel in gestoeld op die ene variëteit. ‘Het is een monocultuur van quasi genetisch identieke planten die jaarlijks vijftig miljoen ton bananen voortbrengt’, zegt Roel Sterken. Sterken is een biotech-ondernemer. In samenwerking met wetenschappers van de KU Leuven en het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) werkte hij aan een start-up die met CRISPR-Cas9 bananen wou veredelen om ze beter bestand te maken tegen ziekte.
‘Tot ‘zwarte woensdag’’, zegt Sterken. Op woensdag 25 juli besliste het Europese Hof voor Justitie immers dat planten die het resultaat zijn van genbewerkingstechnieken zoals CRISPR-Cas9 onder de ggo-wetgeving vallen en dus dezelfde strenge en dure markttoelatingsprocedure moeten doorlopen als genetisch gemodificeerde gewassen. ‘Sindsdien is ons initiatief een doodgeboren kind’, aldus Sterken. ‘Dat is niet alleen jammer voor ons, maar ook voor miljoenen lokale boeren in meer dan 120 landen die afhankelijk zijn van de banaan.’
Vijftig keer sproeien
De wereldwijde monocultuur maakt de banaan kwetsbaar. Twee ziektes bedreigen de bananenhandel. ‘De Panamaziekte is een schimmelziekte van de wortels die de planten doet afsterven’, zegt Sterken. ‘Daar is niets tegen te beginnen. Een aangetaste plantage wordt in quarantaine geplaatst en is verloren voor toekomstige bananenteelt. In de Filipijnen, één van de grootste bananenproducenten ter wereld, is in sommige gebieden meer dan de helft van de plantages verloren gegaan.’
‘De tweede ziekte, Black Sigatoka, is een bladschimmel. Die is wel onder controle te houden, maar enkel door intensief gebruik van fungiciden. De gemiddelde plantage wordt 50 maal per jaar besproeid.’
Sterken ziet in CRISPR-Cas9 een mogelijke oplossing. ‘Er bestaan bananenvariëteiten die resistent zijn tegen Black Sigatoka of de Panamaziekte. Ze zijn echter niet commercieel interessant: ze brengen te weinig op, rijpen te snel of smaken niet lekker. De resistentie overbrengen naar de Cavendish via klassieke veredeling kan niet, want de bananenplanten zijn steriel en worden door stekken vermeerderd. Wil je opnieuw vertrekken van de oerbanaan om tot een commercieel interessante banaan mét resistentie te komen, dan ben je minstens vijftig jaar zoet. Wat we wel kunnen doen is kijken welke genetische verschillen aan de basis liggen van de resistentie. Met CRISPR zou je de genetische code van de Cavendish vervolgens zo kunnen aanpassen dat ze identiek is aan die van de resistente variëteit.’
De hele wereld volplanten met dezelfde banaan, is dat niet om problemen vragen? 'Die situatie is het gevolg van het feit dat geen enkele andere variëteit even geschikt is voor export als de Cavendish en veredeling zo moeilijk is', zegt Rony Swennen, bananenexpert aan de KU Leuven en ook bij het initiatief betrokken. 'Was dat niet zo, dan zouden er net zoals bij appels verschillende variëteiten op de markt kunnen komen. Ook daar zou CRISPR bij kunnen helpen.'
Vrees voor imago
‘Wij waren volop bezig met onderhandelingen met commerciële partners en mogelijke investeerders om ons project gefinancierd te krijgen’, zegt Sterken. ‘Nu CRISPR het label ‘ggo’ heeft gekregen, zijn die opgestapt. Bananendistributeurs willen hun naam helaas niet geassocieerd zien met ggo-fruit. Hoewel onze banaan het meest op veiligheid geteste product in de hele versafdeling zou zijn. Investeerders trekken zich terug omdat ze vrezen dat in één klap de helft van onze afzetmarkt is verdwenen. Zelfs als we onze banaan op de markt zouden krijgen, is er geen supermarkt die als eerste onze CRISPR-banaan in de rekken zal wil leggen uit vrees voor hun imago.’
‘Zelfs als we financiering vinden, zien we ons verplicht naar het buitenland te verhuizen’, alus Sterken. ‘Wraakroepend, als je weet dat KULeuven een wereldspeler in de bananenverdeling is en het VIB al 20 jaar investeert in plantenbiotechnologie.’
Het voorzorgsprincipe inroepen houdt volgens Sterken geen steek. ‘De planten zijn steriel en kunnen dus niet kruisen met wilde bananen. We introduceren ook geen ‘vreemd’ DNA: we passen enkele letters in het DNA aan gebaseerd op wat we in andere bananen vinden.
Veel verliezers
Het gaat hier om meer dan onze supermarktrekken gevuld houden, benadrukt Sterken. ‘Dat plantages door de Panamaziekte verloren gaan, heeft vaak als gevolg dat regenwoud moet sneuvelen om er nieuwe aan te leggen. En het spreekt voor zich dat tonnen fungiciden sproeien tegen Black Sigatoka, doorgaans vanuit vliegtuigen, boeren en het milieu niet ten goede komt.’
‘Minder dan twintig procent van de wereldwijd geteelde bananen is bestemd voor export', zegt Swennen. 'De rest is voor lokale consumptie. In veel gebieden, zoals de hooglanden van Centraal- en Oost-Afrika, is de banaan basisvoedsel. Al die lokale variëteiten zijn ook gevoelig voor Black Sigatoka.' Met CRISPR zouden ook lokale variëteiten resistent kunnen worden gemaakt tegen ziekten en plagen, aldus Swennen, die aan de KU Leuven 's werelds grootste bananencollectie beheert, met genetisch materiaal van meer dan 1500 variëteiten. 'Dat zouden we nu volop kunnen gaan benutten. Maar mogelijk zullen we daarvoor onze krachtigste tool niet kunnen gebruiken, omdat Afrikaanse landen op dit vlak vaak het voorbeeld van Europa volgen.'
‘De beslissing om de resultaten van CRISPR als ggo bestempelen heeft verstrekkende gevolgen voor het milieu, boeren in ontwikkelingslanden en binnen afzienbare tijd wellicht ook op de beschikbaarheid en prijs van bananen’, besluit Sterken. ‘Dit is een verhaal met veel verliezers.’